blok 5 week 3 les 2

Spelling: blok 5 week 3 les 2
Doel: leren schrijven van het klankgroepenwoord stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling: blok 5 week 3 les 2
Doel: leren schrijven van het klankgroepenwoord stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Noem colawoorden

Slide 2 - Mind map

Welke tijd?
Petra hoepelde
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 3 - Quiz

Welke tijd?
wij hebben gezwommen
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 4 - Quiz

Welke tijd?
ik grijns
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 5 - Quiz

Werkwoorden
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat.
De stam is de ik-vorm: rennen, ik ren, dus ren is de stam.
Rennen:
Ik ren - hij rent - ren jij? (stam+t: ren + t = hij rent)
Binden:
Ik bind - hij bindt - bind jij? (stam+t: bind + t= hij bindt)

Slide 6 - Slide

Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord in: bieden
ik ............. Tom................. ...............jij?

Slide 7 - Open question

Vul het werkwoord in: besluiten
Tegenwoordige tijd: de juf........................
Verleden tijd: de juf.........................
Voltooide tijd: de juf..........................

Slide 8 - Open question

Instructie
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden zijn klankgroepenwoorden. Bij het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord pas je de regels van het klankgroepenwoord toe en de regel: Stoffelijk bijvoeglijknaamwoord, dus met -en

1. de glazen tafel
2. de linnen broek
3 de gipsen beelden


Slide 9 - Slide

Stoffelijk bijvoegelijk naamwoorden + zelfstandig naamwoorden

Slide 10 - Mind map

Schrijf op:

Slide 11 - Open question

Schrijf op:

Slide 12 - Open question

Schrijf op:

Slide 13 - Open question

Schrijf op:

Slide 14 - Open question

Schrijf op:

Slide 15 - Open question

Schrijf op:

Slide 16 - Open question

Schrijf: saxofoon, discootje, politiebureau, helikopters, cirkelen, zwaaien

Slide 17 - Open question

Schrijf op:

Slide 18 - Open question

Schrijf: Wollen sjaal, concertzaal,
zij vergeet

Slide 19 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
A
vergeet
B
wollen
C
Dana Veerman
D
nemen

Slide 20 - Quiz

Wat is het onderwerp?
A
vergeet
B
sjaal
C
Dana Veerman
D
wollen

Slide 21 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
wollen
B
sjaal
C
mee
D
uit

Slide 22 - Quiz

Goed gewerkt!
Bladzijde 13
Plussers bladzijde 46

Slide 23 - Slide