spelling groep 6, blok 7 week 2 les 5

Spelling: blok 7 week 2 les 5
Doel: herhaling van de afgelopen week
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling: blok 7 week 2 les 5
Doel: herhaling van de afgelopen week

Slide 1 - Slide

Noem 3 taxiwoorden

Slide 2 - Mind map

Noem 3 stoffelijk bijvoeglijknaamwoorden

Slide 3 - Mind map

Noem 3 garagewoorden

Slide 4 - Mind map

Welke tijd?
het gebeurt
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 5 - Quiz

Welke tijd?
het is gebeurd
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 6 - Quiz

Welke tijd?
het gebeurde
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 7 - Quiz

Welke tijd?
jij vertelt
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 8 - Quiz

Welke tijd?
jij hebt verteld
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 9 - Quiz

Welke tijd?
jij vergat
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 10 - Quiz

Werkwoorden
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat.
De stam is de ik-vorm: rennen, ik ren, dus ren is de stam.
Rennen:
Ik ren - hij rent - ren jij? (stam+t: ren + t = hij rent)
Binden:
Ik bind - hij bindt - bind jij? (stam+t: bind + t= hij bindt)

Slide 11 - Slide

Vul het werkwoord in: zinken
Tegenwoordige tijd: de boot........................
Verleden tijd: de boot.........................
Voltooide tijd: de boot..........................

Slide 12 - Open question

Instructie
Garagewoord. Ik hoor zj, maar ik schrijf g.

1. de rage     2. de energie




Slide 13 - Slide

Dictee

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide