H4 - sterke werkwoorden

sterke werkwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

sterke werkwoorden

Slide 1 - Mind map

Sterke werkwoorden
sterke werkwoorden zijn werkwoorden, die in de verleden tijd en het voltooid deelwoord klinkerverandering krijgen. 
Het voltooid deelwoord eindigt bijna altijd op -en.
Bijna altijd geldt: in het Nederlands sterk, in het Duits sterk

slapen, sliep, geslapen
zwemmen, zwom, gezwommen.

Slide 2 - Slide

schreiben
schlafen*
sprechen**
ich
schreibe
schlafe
spreche
du
schreibst
schläfst
sprichst
er/sie/es/man
schreibt
schläft
spricht
wir
schreiben
schlafen
sprechen
ihr
schreibt
schlaft
sprecht
sie/Sie
schreiben
schlafen
sprechen
Präsens

Slide 3 - Slide

a-Umlaut*
Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es/man een umlaut

laufen: du läufst, er läuft

Slide 4 - Slide

e/i-Wechsel **
Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es/man de e in een i of ie.

Een korte e wordt een i (sprechen: du sprichst, er spricht)
Een lange e wordt ie (lesen: du liest, er liest)

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen e/i-Wechsel **
- Werkwoorden die wel een lange e hebben, maar toch i:
geben (du gibst, er gibt), nehmen (du nimmst, er nimmt), treten (du trittst, er tritt)

- Wel sterk, maar geen e/i-Wechsel:
gehen, stehen en verstehen


Slide 6 - Slide

schreiben
schlafen
ich
schrieb
schlief
du
schriebst
schliefst
er/sie/es/man
schrieb
schlief
wir
schrieben
schliefen
ihr
schriebt
schlieft
sie/Sie
schrieben
schliefen
Präteritum

Slide 7 - Slide

Stappenplan vervoegen
Om een sterk werkwoord in de verleden tijd te vervoegen kan je onderstaand stappenplan volgen: 

1. zoek en noteer de stam van de verleden tijd. 
Deze vind je tussen de sterke werkwoorden op je grammatica schema (3e rij)
3. Bepaal het onderwerp van de zin.
2. Kijk bij de vervoegingen van een voorbeeld sterk werkwoord om te kijken welke uitgang er achter de stam komt (helpen, zien, lezen, rijden).

Slide 8 - Slide

Partizip
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden vind je op het grammaticaschema.


Slide 9 - Slide

Er ___(dronk) sein Glas in einem Zug leer.

Slide 10 - Open question

Sie __ (gaf) dem Abteilungsleiter das Fax.

Slide 11 - Open question

Der Torjäger ___ (trof) drei Mal das Netz.

Slide 12 - Open question

Was haben Sie uns ___ (beloofd)?

Slide 13 - Open question

Ich habe Sie leider nicht __ (begrepen).

Slide 14 - Open question