Week 2 les 1: herhaling voor toetsweek

Welkom!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Herhaling van theorie die jullie nog lastig vinden

- Leren en jezelf controleren met behulp van antwoordboek

- Vragen over boekverslag 30 januari


Slide 2 - Slide

Snelle herhaling
  • Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm vinden?

  • Hoe vind je het onderwerp? 

Vul de puntjes in:
  •  Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ....

Slide 3 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Wat of Wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp =

Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 4 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Lijdend voorwerp = deze bos bloemen

Daniëlle / mag / deze bos bloemen / overhandigen / aan de koningin.

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp (lv)
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Aan/voor Wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp =

Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 6 - Slide

Meewerkend voorwerp (lv)
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Meewerkend voorwerp = aan de koningin

Daniëlle / mag / deze bos bloemen / overhandigen / aan de koningin.

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde (ng)
Het naamwoordelijke gezegde van een zin zegt wat iemand of iets is of wordt.

Wat is hier het nw-gezegde?

Matthias wordt later zeer waarschijnlijk wiskundeleraar.

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde (ng)
Matthias wordt later zeer waarschijnlijk wiskundeleraar.

Werkwoordelijke deel = wordt
Naamwoordelijke deel = [wiskundeleraar]

Let op: Wanneer er sprake is van een naamwoordelijke gezegde is er geen lijdend voorwerp!

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde (ng)
Het werkwoordelijke deel bestaat uit een koppelwerkwoord:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.

Het naamwoordelijk deel bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Slide

Naamwoordelijk gezegde (ng)

Is het nou een werkwoordelijke gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Check het stappenplan op pagina 248!

Slide 11 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Alles wat overblijft in de zin.

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Wanneer?

Maar ook: niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, etc.. (zie p.248) 

Slide 12 - Slide