This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Service en sales
Theorie paragraaf 1.1 en 1.2
Slide 1 - Slide
Wat is verbale-communicatie?
A
Communiceren met handen en voeten
B
Communiceren met mimiek
C
Communiceren door middel van praten
D
Communiceren door te tekenen
Slide 2 - Quiz
Wat is non-verbale communicatie?
A
Communiceren doormiddel van mimiek
B
Communiceren doormiddel van lichaamstaal
C
Communiceren doormiddel van praten
D
Communiceren door een telefoon
Slide 3 - Quiz
Leg uit wat sociaal vaardig is.
Slide 4 - Open question
Representatief
Slide 5 - Mind map
Wat betekend het visitekaartje zijn van de winkel?
Slide 6 - Open question
Wat is een koopbehoefte?
A
Een reden om iets te kopen
B
Iets kopen omdat je het wilt of nodig hebt
C
Iets kopen voor je ouders
D
Iets kopen omdat het een goed gevoel geeft
Slide 7 - Quiz
Wat is een koopmotief?
A
De reden om iets te kopen
B
Omdat je goed bent in shoppen
C
Dat betekend hoeveel geld je hebt
Slide 8 - Quiz
Wat is rationeel koopgedrag?
A
Bewust nadenken over wat je koopt
B
Kopen omdat je vriend/vriendin het met je heeft uitgemaakt
C
Kopen omdat je het toevallig zag
D
Kopen omdat het goedkoop is
Slide 9 - Quiz
Wat is emotioneel koopgedrag?
A
Koopgedrag beinvloed door bonussen
B
Kopen omdat je het nodig hebt voor school
C
Koopgedrag waar je bewust over hebt nagedacht
D
Koopgedrag beïnvloed door je emoties
Slide 10 - Quiz
Sam wilde al een tijdje nieuwe sneakers. Zijn oude schoenen waren versleten, maar hij vond het lastig om een keuze te maken. In de winkel zag hij een paar dat hij echt gaaf vond. De sneakers waren duur, maar ze waren van een bekend merk dat hij vaak op Instagram voorbij zag komen. De reclame had hem overtuigd dat deze sneakers niet alleen mooi waren, maar ook een teken van status. Bovendien zouden zijn vrienden er jaloers op zijn. Wat is Sam zijn koopbehoefte en koopmotief?
Slide 11 - Open question
Nina's telefoon was oud en traag geworden. Ze had een nieuwe nodig, maar haar budget was beperkt. In de winkel zag ze een dure telefoon met alle nieuwste functies, maar er was ook een goedkopere optie. Na even nadenken besloot ze voor de goedkopere telefoon te gaan, omdat die precies bood wat ze zocht. Wat is Nina haar koopbehoefte en koopmotief?