Maandag 14 oktober

Goedemorgen, Chromebook nog even in de kast laten
1 / 25
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen, Chromebook nog even in de kast laten

Slide 1 - Slide

Taal
Herhaling
  • Woordsoorten
  • Persoonsvorm
  • Leestekens

Slide 2 - Slide

Woordsoorten

  • Zelfstandig naamwoord (zn) -> boek, kast, jongen, glimlach
  • Bijvoeglijk naamwoord (bn) -> mooie, stoere, rode, rare
  • Werkwoord (ww) -> lopen, fietsen, is, heeft, kan, roeien
  • Voorzetsel (vz) -> in, op, tussen, voor, achter

Slide 3 - Slide

Voorbeeld
De     schattige     baby      huilt     in     het     rode    bedje.
lw          bn                zn            ww      vz     lw        bn          zn

Slide 4 - Slide

Wat voor woordsoort is het onderstreepte woord?
Ik heb de hele nacht geslapen.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 5 - Quiz

Wat voor woordsoort is het onderstreepte woord?
Ik heb de hele nacht geslapen.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 6 - Quiz

Welk woordsoort is 'mooie'?
De mooie kaart wordt geschreven.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

Welke woordsoort is onderstreept?
De enorme bomen worden gesnoeid.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetzel

Slide 8 - Quiz

De mooie kaart wordt geschreven.
Welk woordsoort is 'mooie'?
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de hoogste prijs gewonnen?

hoogste
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 10 - Quiz

Welk woordsoort is het?

Nova rent met de rode bal. 
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
bijvoegelijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Welk woordsoort is het?
Juf Sophie zit op de vloer. 
A
Voorzetsel
B
Werkwoord
C
Voegwoord
D
Bijwoord

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm
Persoonsvorm is een werkwoord.
Dat is het eerste woord in een vraagzin.
De bal rolt in het gras. 
Rolt de bal in het gras?  Rolt is pv hele werkwoord is rollen.

Slide 13 - Slide

Maak een vraagzin
Rik bakt een taart voor oma.

Slide 14 - Open question

Wat is de pv en hele werkwoord?
Rik bakt een taart voor oma.

Slide 15 - Open question

Maak een vraagzin.
Het kopje staat op tafel.

Slide 16 - Open question

Wat is de PV en hele werkwoord?
Het kopje staat op tafel.

Slide 17 - Open question

persoonsvorm?
Ik ga naar de bibliotheek.
A
naar
B
ga
C
de
D
ik

Slide 18 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

'De jongen loopt naar de bus.'
A
De jongen
B
naar
C
loopt
D
de bus

Slide 19 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Hij heeft mij een cadeau gegeven.
A
hij
B
heeft
C
gegeven
D
een cadeau

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Anna voetbalt op het veldje.
A
Anna
B
voetbalt
C
veldje
D
het veldje

Slide 21 - Quiz

Leestekens
  • De punt    .
  • De komma ,
  • Het vraagteken ?
  • Het uitroepteken !
  • De dubbele punt

Slide 22 - Slide

Voorbeeld
Dit zijn allemaal spelletjes:  Ganzenbord, Monopolie, Set en Catan.

Slide 23 - Slide

Zet leestekens en hoofdletters
ik lust graag pizza patat pannenkoeken

Slide 24 - Open question

Zet leestekens en hoofdletters
lisa knutselt met papier verf en klei

Slide 25 - Open question