Mindmap boek

Literaire mindmap 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Literaire mindmap 

Slide 1 - Slide

Uitleg opdracht boek 1
Je gaat een mindmap maken van je leesboek.

Slide 2 - Slide

Mindmap
Als je een boek hebt gelezen of tijdens het lezen, maak je een mindmap. 
Dit doe je op papier 
1. Op papier: formaat A3 
2. Of digitaal (Canva of andere app of gratis format online)
 
   

Slide 3 - Slide

Stap 1
      Noteer de titel van het boek en de schrijver in het midden

Slide 4 - Slide

Stap 2
    Maak bij de titel een tekening die goed bij het verhaal / de titel past.
V

Slide 5 - Slide

Stap 2
   
Verdeel het papier met een potlood (doe dit met een licht lijntje zodat je het later weer kunt uitvegen!) in 6  vlakken.
Verbind de vlakken met de titel door een soort tak te maken. Alle takken staan voor een literair begrip:

Slide 6 - Slide

voorbeeld met 4 takken

Slide 7 - Slide

Drie takken links
  1. schrijver
  2. beoordeling/mening
  3. plot



Drie takken rechts
4personages
5. plaats/tijd (anders dan het voorbeeld/plaatje)
6. spanning (anders dan het voorbeeld/plaatje)



Slide 8 - Slide

Spanning 
  • Achterhouden van informatie
  • Spelen met tijd/vertragen van tijd
  • Terugkijken en vooruitblikken
  • Spanningsboog (tijd tussen begin open plek en antwoord)
  • Gedrag hoofdpersoon
  • Verhaalruimte/decor verhaal - weer/ donker etc.
  • Je moet zelf interpreteren=zelf bepalen wat bedoeling is

Slide 9 - Slide

Eigen mening
Gebruik beoordelingswoorden van blz. 94. Probeer dit ook in beelden te vangen.
Leg het voorbeeld uit met een voorbeeld uit het fragment. (kort en krachtig)

Slide 10 - Slide

Personages in verhalen
hoofdpersonen
  • je leest hun gedachten en gevoelens
  • duidelijk karakter
  • veranderen door wat ze meemaken
 bijpersonen
  • je leert ze nauwelijks kennen
  • veranderen tijdens verhaal nauwelijks

In beelden/tekeingen geef jij aan hoe de personen eruit kunnen zien. Met de zijtakken kun je aangeven wat de relaties onderling zijn. (bv: hartjes, bliksem, enz.)

 

Slide 11 - Slide

Plaats
  • Een verhaal heeft meestal een plek waar het zich afspeelt. 
  • Plek in het verleden of nu (tijdsbeeld).
  • Plek om sfeer en spanning op te roepen (slecht weer/landschap/nacht).
  • beeld alles uit in zoveel mogelijk beelden en/of tekeningen

Slide 12 - Slide

Tijd in verhalen
  • chronologisch=van begin tot einde in logische volgorde
  • flashbacks=terugkijken in de tijd
  • flashforwards=vooruitkijken in de tijd
  • Door te spelen met tijd kan een schrijver een verhaal spannender maken.

Bekijk de volgende dia. Daarna komt een kijkersvraag!

Slide 13 - Slide

Plot
  • bedenk plaatjes die passen bij het fragment
  • wat gebeurt er in het verhaal en hoe kun je dit in een plaatje vangen?
  • gebruik dus meerdere plaatjes om het verhaal te vertellen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Succes!

Slide 16 - Slide

Noteer de titel en de schrijver van je boek

Slide 17 - Open question