6 september

Wat doen we vandaag?
  • Vragen Alphabet?
  • Opdracht 12
  • Opdrachten Hellas
  • Grammatica
  • Mythes
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen Alphabet?
  • Opdracht 12
  • Opdrachten Hellas
  • Grammatica
  • Mythes

Slide 1 - Slide

Vragen Alphabet?

Slide 2 - Open question

Opdracht 12

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
  • Onder Hellas vielen ook de west- en zuidkust van het huidige Turkije, de gebieden rondom de Zwarte Zee, en in later tijden ook het zuiden van Italië en delen van de Franse en Spaanse kust.

Slide 5 - Slide

Opdracht 2
  • a Ze deelden dezelfde taal, cultuur/spelen en religie/verhalen. 
  • b Op het gebied van wetgeving en welke mythologische held het belangrijkst werd gevonden, konden de stadstaten verschillen. [ ook waren er onderlinge verschillen wat betreft gewichtseenheden en kalender].

Slide 6 - Slide

Opdracht 3
  • Een polis is meer een staat dan een stad omdat elke polis zijn eigen wetten / wetgeving heeft, een moderne stad heeft dat niet.

Slide 7 - Slide

Opdracht 4
  • Men kon kijken of de plaats waar iemand vandaan kwam behoorde tot HELLAS / men kon checken of de persoon wel echt goed Grieks kon spreken.

Slide 8 - Slide

We lezen Hulpboek blz. 77.
We maken Ergon 1-3

Slide 9 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1α
  • 1 de arbeiders: onderwerp
  • bouwen: persoonsvorm
  • een muur: lijdend voorwerp
  • 2 het meisje: onderwerp een appel: lijdend voorwerp
  • 3 de generaal: onderwerp de soldaten: meewerkend voorwerp zij: onderwerp komen: persoonsvorm
  • 4 mijn vrienden: onderwerp spelen: persoonsvorm een lied: lijdend voorwerp op het podium:

Slide 10 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1β
  • 1 de: lidwoord 
  • arbeiders: zelfstandig naamwoord 
  • bouwen: werkwoord 
  • een: lidwoord 
  • muur: zelfstandig naamwoord
  • 2 het: lidwoord
  • meisje: zelfstandig naamwoord 
  • een: lidwoord
  • appel: zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1β
  • 3 de: lidwoord
  • generaal: zelfstandig naamwoord
  • soldaten: zelfstandig naamwoord
  • zij: persoonlijk voornaamwoord
  • komen: werkwoord

Slide 12 - Slide

ΕΡΓΟΝ 2
  • α Vooraan in de zin. 
  • β Νa het onderwerp. 
  • γ Achter de persoonsvorm.d

Slide 13 - Slide

ΕΡΓΟΝ 3
  •  1α fietsen: werkwoord 
  • 1β fietsen: zelfstandig naamwoord
  • 2α werk: werkwoord 
  • 2β werk: zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1
  • M

Slide 15 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1
  • M

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aan het werk.
  • Leer het alphabet.
  • Lees tekstboek 24
  • Maak blz. 18, opdr. 5-8
  • Maak blz. 81, Erga 2 en 3.

    Dit is ook huiswerk. 

Slide 18 - Slide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 19 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 20 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 21 - Open question