This lesson contains 35 slides, with text slides and 2 videos.
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord / groep woorden / zin ervoor. Waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst = antecedent.
Hij loopt hard.
Het bijwoord is hard -> het zegt iets over het werkwoord lopen.
(Hoe loopt hij?)
Het is een ontzettend mooi huis!
Het bijwoord is ontzettend -> het zegt iets over
het bn mooi
's Morgens ga ik altijd naar de wc.
bijwoord is 's morgens -> het zegt iets over de tijd
(wanneer)
Hier heb ik het gevonden!
Het bijwoord is hier -> het zegt iets over de plaats.
(waar?)