Dinsdag 25 mei

Dinsdag 25 mei 2021
09.00 - 09.30 uur Inloop
09.30 - 10.15 uur Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip tekst
10.15 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.00 uur Schrijven

11.00 - 11.45 uur Woordenschat
Woorden thema 9 Technologie
11.45- 12.30 uur Disk/de Sprong
Disk: zelfstandig werken
De Sprong: samen met de docent
12.30 - 13.00 uur Pauze
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Dinsdag 25 mei 2021
09.00 - 09.30 uur Inloop
09.30 - 10.15 uur Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip tekst
10.15 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.00 uur Schrijven

11.00 - 11.45 uur Woordenschat
Woorden thema 9 Technologie
11.45- 12.30 uur Disk/de Sprong
Disk: zelfstandig werken
De Sprong: samen met de docent
12.30 - 13.00 uur Pauze

Slide 1 - Slide

Begrijpend lezen
  • we kijken naar het journaal voor Nieuwsbegrip;
  • we bespreken de moeilijke woorden;
  • we maken werkblad 1 en 2;
  • we bespreken de antwoorden.

Slide 2 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Schrijven
We gaan verder met het onderwerp van begrijpend lezen.
Je hebt gelezen over koningin Máxima. Nu ga je een verjaardagskaartje schrijven aan haar.

  • Feliciteer haar met haar verjaardag.
  • Vertel dat je hebt gelezen hoe zij Nederlands heeft geleerd. Vertel wat je daarvan vindt.
  • Vraag of zij nog andere manieren heeft gebruikt om Nederlands te leren.
  • Vertel hoe jij Nederlands leert en wat het beste werkt.

Gebruik informatie uit de tekst. Denk aan de aanhef aan het begin en de afsluiting aan het eind!

Slide 4 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Technologie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 5 - Slide

intelligent
  • als je dingen snel begrijpt en slim bent;
  • hoeft niet altijd te gaan om leren, je kan ook op andere gebieden intelligent zijn (sociaal);
  • Zin: Je kan intelligent zijn op verschillende gebieden. Ik kan goed rekenen en kan zeggen dat ik op rekengebied intelligent ben.

Slide 6 - Slide

het doel
  • iets wat je wilt bereiken;
  • een doel voor je leven, maar ook een doel voor de dag (doel voor over een lange tijd en doel voor over een korte tijd);
  • Zin: Mijn doel is om een goede studie te volgen, zodat ik later een goede baan kan krijgen.
  • Zin: Mijn doel voor vandaag is om geen ruzie te maken.

Slide 7 - Slide

het middel
  • iets wat je gebruikt om een doel te bereiken;
  • iets wat je gebruikt om je te helpen een probleem op te lossen;
  • Zin: Het rekenmachine is een middel wat je kan gebruiken bij wiskunde.
  • Zin: Om mijn doel te bereiken, moet ik verschillende middelen gebruiken. Bijvoorbeeld mijn talent voor studeren.

Slide 8 - Slide

de trend
  • iets wat op dit moment actueel is;
  • de richting waar iets naar toe gaat;
  • zin: Kan jij mij vertellen wat op dit moment de trend is als het om kleding gaat?
  • zin: De trend op het gebied van mobiele telefoons is dat deze steeds dunner worden.

Slide 9 - Slide

het onderscheid
  • dat waarin iemand of iets niet hetzelfde is als iets of iemand anders;
  • Synoniem: het verschil;
  • Tegenstelling: de overeenkomst
  • zin: Het onderscheid tussen jou en mij is dat ik niet veel aan sport doe en jij wel.

Slide 10 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Straatcultuur.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 11 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 12 - Slide