Grammatica aanwijzend/vragend/bijwoord 1hv

vrijdag 6 maart 1hv
  • herhaling aanwijzend en vragend voornaamwoord
  • lezen theorie voorzetsel blz. 150
  • nakijken opdracht 2 en 3 blz. 151
  • uitleg bijwoord
  • maken blz. 180 opdracht 1,2 en 3
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

vrijdag 6 maart 1hv
  • herhaling aanwijzend en vragend voornaamwoord
  • lezen theorie voorzetsel blz. 150
  • nakijken opdracht 2 en 3 blz. 151
  • uitleg bijwoord
  • maken blz. 180 opdracht 1,2 en 3

Slide 1 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • De naam zegt het al een beetje. Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan.


  • Deze, die, dit en dat, zo'n, zulke, dergelijke

Slide 2 - Slide

Vragend voornaamwoord
  • Een vragend voornaamwoord staat meestal aan het begin van een vraag.


  • Er zijn er vier: wie, wat, welke, wat voor
  • leer deze uit je hoofd

Slide 3 - Slide

Vragend voornaamwoord
Let op!

Woorden als waar, waarheen, wanneer, waarom, waardoor en hoe (enz.) zijn géén vragende voornaamwoorden, dit noemen we de bijwoorden.
Deze woorden vormen nl. de bijwoordelijk bepaling.

Slide 4 - Slide

H5: bijwoord (woordsoorten)

Slide 5 - Slide

- zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 6 - Slide

- zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.


Slide 7 - Slide

- zegt iets over een ander bijwoord
Dat is een heel erg mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 8 - Slide

- geeft een tijd aan
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 9 - Slide

- geeft een plaats aan
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 10 - Slide

voorbeelden van bijwoorden (bw)
  • Tijd: gisteren, nu, straks, tegenwoordig
  • Plaats: hier, daar, nergens, er
  • Zekerheid: absoluut, zeker, echt, vast
  • Ontkenning: niet, nooit, geenszins
Let op!
  • Ook vraagwoorden zoals hoe, waar, wanneer, waarom en waarheen.

  • Een bijwoord kan iets zeggen over een ander woord, zoals een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord!

Slide 11 - Slide

maken NN
maken blz. 180 opdracht 1, 2 en 3

Slide 12 - Slide

2e uur Nederlands
  • lezen (10 min.)
  • voorbereiden op verwerkingsopdracht De Slavenring
  • oefenen grammatica (of ander onderdeel) op digitale methode

Slide 13 - Slide

Lezen
timer
20:00

Slide 14 - Slide

2e uur Nederlands
  • voorbereiden op verwerkingsopdracht De Slavenring
  • oefenen grammatica (of ander onderdeel) op digitale methode

Slide 15 - Slide