Voorbereiding toets leesvaardigheid leerjaar 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1,2

LEESVAARDIGHEID 

De komende lessen gaan we aan de slag met de voorbereiding voor de toets leesvaardigheid.

Wat moet je kennen en kunnen?

• Je kunt de volgende vaste tekststructuren herkennen (hoofdstuk 1 + hoofdstuk 2): aspectenstructuur –verleden/heden/toekomststructuur – voor-/nadelenstructuur – vraag/antwoordstructuur – argumentatiestructuur – probleem/oplossingstructuur – verklaringsstructuur
• -Je kunt van de verschillende vaste tekststructuren aangeven welke onderdelen in inleiding, kern (middenstuk) en slot staan;

Wat moet je kennen en kunnen? (h)

• Je weet hoe je de strategie ‘oriënterend lezen’, ‘globaal lezen’ en ‘zoekend lezen’ kunt toepassen;
• Je weet op welke manier de meeste teksten zijn opgebouwd;
  
• Je weet wat een inleiding, kern(middenstuk) en slot van een tekst is en hoe je ze kunt  herkennen in teksten;
• Je weet hoe je het onderwerp (+ de deelonderwerpen) uit een tekst kunt afleiden;  
  

Wat moet je kennen en kunnen? (h)

• Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is en je kunt deze in eigen woorden omschrijven;
• Je weet dat je aan de hand van een tussenkopje kunt achterhalen wat het deelonderwerp is van de alinea(‘s);
  
• Je kunt aan de hand van geleerde woordraadstrategieën de betekenis van moeilijke woorden uit een tekst achterhalen.

Wat moet je kennen en kunnen? (h)

• Je kunt de verschillende tekstverbanden herkennen en benoemen;
  
• Je weet wat signaalwoorden zijn;
  
• Je weet welke signaalwoorden welke tekstverbanden aangeven;
  
• Je kunt aan de hand van geleerde woordraadstrategieën de betekenis van moeilijke woorden uit een tekst achterhalen.

Groepsopdracht - oefentoets

Voor de volgende vragen heb je de volgende tekst nodig:

tekst 1 - De zin van hygiëne 

1 Een tekst met een argumentatiestructuur heeft de volgende opbouw:
- inleiding: verschijnsel
- middenstuk: argumenten en verklaringen
- slot: samenvatting (maar niet altijd)

1. JUIST
2. ONJUIST

2 Wat is het onderwerp van de tekst?

1. bacteriën in huis
2. de Consumentenbond
3. hygiënisch leven
4. vieze vaatdoekjes

3 Welke structuur heeft deze tekst?

1. argumentatiestructuur
2. aspectenstructuur
3. voor- en nadelenstructuur
4. vraag-antwoordstructuur

4 Waarom is hygiënisch leven volgens Emile Bode niet lastig? (al.2)

Vraag 5

‘Volgens Bode is er dus niet zo veel aan de hand, maar een aantal regels is er natuurlijk wel.’ (al. 3) Welke zeven regels noemt hij in de rest van de tekst?

Wat zijn de zeven regels?

6 Voor welk publiek is deze tekst (vooral) geschreven? Leg je antwoord uit..

7 Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

1. Besmettelijke ziekten worden vooral via de handen overgebracht.
2. Het is niet helemaal niet lastig om hygiënisch te leven, als je maar wel een paar zaken goed in de gaten houdt.
3. Naar schatting lopen jaarlijks honderdduizenden Nederlanders een bacteriële infectie op.
4. Toiletbrillen blijken volgens de Consumentenbond hygiënischer te zijn dan vaatdoekjes

Voor de volgende twee vragen heb je 

tekst 2 nodig.

8 Wat betekent het woord 'permanent' in de tekst? Gebruik een van de woordraadstrategieën die je hebt geleerd.

9 Wat betekent het woord 'frequent' in de tekst? Gebruik een van de woordraadstrategieën die je hebt geleerd.

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Geef aan waar je nog aandacht aan zou willen besteden?