Staal Spelling 4.2.3 (groep 6)

Staal Spelling 4.2.3 (groep 6)
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Staal Spelling 4.2.3 (groep 6)

Slide 1 - Slide

Benoem de zelfstandige naamwoorden
MET lidwoord van deze 4 zinnnen.

Slide 2 - Mind map

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden
in deze 4 zinnen?

Slide 3 - Mind map

Benoem de voorzetsels in deze zinnen.

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Drag question

Voegwoorden!
Ze VOEGEN twee zinnen samen.
Ze maken twee zinnen aan elkaar vast.

Slide 6 - Slide

Komma
De komma geeft kort rust in een zin. 
Je schrijft de komma altijd voor een voegwoord. 
Behalve bij EN en OF.

Ik moest lopend naar school, want mijn fietsband is leeg.

Slide 7 - Slide

Kijk goed of de komma op de goede plek staat, sleep de zinnen naar de goede antwoorden.
GOED
FOUT
Ik vond de vakantie leuk, maar het was veel te kort.
Skiën vind ik leuk want, ik kan het heel goed.
Ik ben bang voor vuurwerk, daarom blijf ik binnen.
Met Kerstmis had ik buikpijn doordat, ik te veel gegeten had. 

Slide 8 - Drag question

dictee

Slide 9 - Open question

dictee

Slide 10 - Open question

dictee

Slide 11 - Open question

dictee

Slide 12 - Open question

Voegwoorden

Slide 13 - Mind map