Noteer in onderstaande zinnen de persoonsvorm en het onderwerp.
Ik denk dat het morgen gaat regenen.
Morgen gaat het regenen, want Piet Paulusma zegt het.
Ik ga wel op de app van Buienradar kijken, omdat ik dan precies weet hoe laat het regent.
Ik neem morgen een paraplu mee en ik ga schuilen als het regent.
Ik vind regen wel vervelend, maar ik moet toch naar mijn werk.
Als het morgen regent, krijgen de planten eindelijk weer water.