What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
herhalen deel Studyflow (G1, G2, W1, S1)
oefenen Studyflow
G1, G2, S1, W1, Lt1
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
oefenen Studyflow
G1, G2, S1, W1, Lt1
Slide 1 - Slide
Deel 1 grammatica
Slide 2 - Slide
In welke zin staat de persoonsvorm tussen blokhaken?
A
Na het [verlopen] toernooi was Nederland uitgeschakeld.
B
Zij was in alle [staten] toen ze het bericht ontving.
C
[Glimlachend] vertelde Myrthe de grap..
D
Waarom [beantwoord] jij zijn vraag niet?
Slide 3 - Quiz
In welke zin staat het voltooid deelwoord tussen blokhaken?
A
Dat nieuwe [gebouw] kosste een miljoen euro.
B
Je kunt deze goede raad goed [gebruiken].
C
Het [belooft] een spannende dag te worden.
D
Ik heb dat eigenlijk altijd al [vermoed].
Slide 4 - Quiz
Welk van de dikgedrukte woorden is een zelfstandig naamwoord?
Uiteindelijk
hadden
alle
leerlingen prachtige
foto's
gemaakt
in de
dierentuin.
A
uiteindelijk
B
alle
C
foto's
D
in
Slide 5 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Elke woensdagmiddag gaat hij bij zijn oma op bezoek.
Slide 6 - Open question
In welke zin is 'bellen' de persoonsvorm?
A
De bellen maakten een hinderlijk lawaai.
B
Zij waren enorme bellen aan het blazen.
C
De acteur was zijn vrouw aan het bellen.
D
Waarom bellen die meiden met hun fietsbel?
Slide 7 - Quiz
Welk van de dikgedrukte woorden is een bijvoeglijk naamwoord?
De
natuurlijke
bronnen
komen op
deze
manier
in gevaar.
A
natuurlijke
B
komen
C
op
D
manier
Slide 8 - Quiz
Noteer het lijdend voorwerp in de volgende zin.
Tijdens zijn presentatie heeft de goochelaar een ingewikkelde truc verklapt.
Slide 9 - Open question
Noteer het (werkwoordelijk) gezegde in de volgende zin.
Wanneer wilde je dat gaan doen?
Slide 10 - Open question
Welk zinsdeel is dikgedrukt in de volgende zin?
De geschrokken automobilist
reed de sloot in.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
(werkwoordelijk) gezegde
D
lijdend voorwerp
Slide 11 - Quiz
Je ziet een vraag. Maak van de vraagzin een mededelende zin.
Ga jij regelmatig met je vrienden voetballen?
Slide 12 - Open question
Welk van de dikgedrukte woorden is een voorzetsel?
Weet jij
het
verschil
tussen
een
wasbeer en
een wasbeerhond?
A
het
B
tussen
C
wasbeer
D
en
Slide 13 - Quiz
Noteer het lijdend voorwerp van de volgende zin.
Na de wedstrijd feliciteerden mijn teamgenoten de tegenstanders.
Slide 14 - Open question
Welk van de dikgedrukte woorden is een lidwoord?
Geef
haar
maar
het
ijsje
met
slagroom en zonder
chocola
.
A
haar
B
het
C
met
D
chocola
Slide 15 - Quiz
Deel 2 spelling werkwoorden
Slide 16 - Slide
In welke zin staan de werkwoorden tussen blokhaken allebei goed gespeld?
A
De boeren [verbrandden] hun afval en waren [verbaast] dat ze een boete kregen.
B
De boeren [verbranden] hun afval en waren [verbaast] dat ze een boete kregen.
C
De boeren [verbrandden] hun afval en waren [verbaasd] dat ze een boete kregen.
D
De boeren [verbranden] hun afval en waren [verbaasd] dat ze een boete kregen.
Slide 17 - Quiz
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Sinds een jaar (bereiden)..de kok vegetarische gerechten.
Slide 18 - Open question
In welke zin staan de werkwoorden tussen blokhaken allebei goed gespeld?
A
De aarde [beefde] en de mensen [vreesde] voor hun leven.
B
De aarde [beefte] en de mensen [vreesten] voor hun leven.
C
De aarde [beefde] en de mensen [vreesden] voor hun leven.
D
De aarde [beefte] en de mensen [vreesden] voor hun leven.
Slide 19 - Quiz
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Hij (geloven)...niet dat jij zoiets doet.
Slide 20 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.
Mijn oma (stoven)... het vlees urenlang.
Slide 21 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de voltooide tijd in.
Het publiek heeft fanatiek (juichen)... na het doelpunt.
Slide 22 - Open question
Deel 3 spelling niet-werkwoorden
Slide 23 - Slide
Lees het dikgedrukte woord. Schrijf het woord nog eens op en zet een streepje op een plaats waar je het kunt afbreken.
vaarbewijs
Slide 24 - Open question
In welke zin zijn de woorden tussen blokhaken beide goed gespeld?
A
De [tractatie] van Laura was [achterlijk] lekker.
B
De [traktatie] van Laura was [achterlijk] lekker.
C
De [traktatie] van Laura was [achterlik] lekker.
D
De [tractatie] van Laura was [achterlik] lekker.
Slide 25 - Quiz
Zet de ontbrekende woorden in het meervoud.
De bioscoop in dit dorp is tot laat geopend.
De .......... in deze........zijn tot laat geopend.
Slide 26 - Open question
In welke zin zijn de woorden tussen blokhaken beide goed gespeld?
A
De boze [bauwvakker] lust hem wel [rauw]
B
De boze [bouwvakker] lust hem wel [rouw]
C
De boze [bauwvakker] lust hem wel [rouw]
D
De boze [bouwvakker] lust hem wel [rauw]
Slide 27 - Quiz
In welke zin zijn de woorden tussen blokhaken beide goed gespeld?
A
Het meisje [lijdt] door het geplaag en daarom wordt zij [begeleid].
B
Het meisje [lijdt] door het geplaag en daarom wordt zij [begelijd].
C
Het meisje [leidt] door het geplaag en daarom wordt zij [begeleid].
D
Het meisje [leidt] door het geplaag en daarom wordt zij [begelijd].
Slide 28 - Quiz
Lees het dikgedrukte woord. Schrijf het woord nog eens op en zet een streepje op een plaats waar je het kunt afbreken.
vitamine
Slide 29 - Open question
In welke zin zijn de woorden tussen blokhaken beide goed gespeld?
A
Het [baby'tje] krijgt een speciaal [menu'tje].
B
Het baby'tje krijgt een speciaal [menuutje].
C
Het [babietje] krijgt een speciaal [menu'tje].
D
Het [babietje] krijgt een speciaal [menuutje].
Slide 30 - Quiz
Zet de ontbrekende woorden in het meervoud.
De BMW heeft een erg goede accu.
De .......... hebben erg goede........
Slide 31 - Open question
Zet de ontbrekende woorden in het meervoud.
Het kalf wordt door het kind geaaid.
De .......... worden door de ........ geaaid.
Slide 32 - Open question
In welke zin zijn de woorden tussen blokhaken beide goed gespeld?
A
Zij vindt dat [kettingkje] [afschuwelijk].
B
Zij vindt dat [kettinkje] [afschuwelik] lekker.
C
Zij vindt dat [kettingkje] [afschuwelik].
D
Zij vindt dat [kettinkje] [afschuwelijk].
Slide 33 - Quiz
hoofdletter
kleine letter
puma
lente
juni
suikerfeest
eindhovenaar
zuidwesten
Slide 34 - Drag question
Neem de zin over en gebruik leestekens.
ik fiets vandaag naar school ik moet me om 8.00 uur melden
Slide 35 - Open question
Neem de zin over en gebruik leestekens.
hij houdt van pizza sushi en friet
Slide 36 - Open question
More lessons like this
herhalen deel Studyflow (G1, G2, W1, S1)
June 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
proeftoets Studyflow (G1, G2, W1, S1 en Lt1)
June 2021
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Spelling 4, 5 en 6
February 2022
- Lesson with
23 slides
Other languages
Secondary Education
proeftoets Studyflow (G1, G2)
June 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cito Spelling oefenen M7
December 2022
- Lesson with
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Thema 1 les 3: IK MOET! Of mag ik?
July 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Les 1
January 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Sinterklaasquiz groep 5 - VO4
December 2020
- Lesson with
19 slides
Nederlandse taal
Primary Education
Secondary Education