3 - Vakbegeleiding Nederlands - Grammatica

WELKOM bij vakbegeleiding Nederlands :)
Planning van deze les:

8:25 Klassikale uitleg - vandaag: Grammatica + samen oefenen


8:45 Individuele uitleg
8:50 Individuele uitleg
8:55 Individuele uitleg
9:00 Individuele uitleg 
De klassikale uitleg is voor iedereen, maar als je dit gedeelte van Nederlands niet zo moeilijk vindt, mag je ook verder werken aan je eigen onderwerp. 


Ben je nieuw? Vul de Exit Ticket in.  


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

WELKOM bij vakbegeleiding Nederlands :)
Planning van deze les:

8:25 Klassikale uitleg - vandaag: Grammatica + samen oefenen


8:45 Individuele uitleg
8:50 Individuele uitleg
8:55 Individuele uitleg
9:00 Individuele uitleg 
De klassikale uitleg is voor iedereen, maar als je dit gedeelte van Nederlands niet zo moeilijk vindt, mag je ook verder werken aan je eigen onderwerp. 


Ben je nieuw? Vul de Exit Ticket in.  


Slide 1 - Slide


Grammatica woordsoorten

Grammatica zinsdelen

Slide 2 - Slide

Zoek het stappenplan grammatica zinsdelen op achterin je boek

Slide 3 - Slide

Ik loop.

Slide 4 - Slide

Ik heb gewerkt.

Slide 5 - Slide

De man pakt het boek.

Slide 6 - Slide

Wij bouwen een huis.

Slide 7 - Slide

Ik geef mijn oma een knuffel. 

Slide 8 - Slide

De postbode bezorgt mij een brief.

Slide 9 - Slide

Mijn klasgenoten zijn aardig.

Slide 10 - Slide

Ik loop in het bos.

Slide 11 - Slide

                   Individueel werken 
Wat
Maak van het hoofdstuk waar je nu bent in Talent 'Test jezelf' van Grammatica. Als je een vraag hebt, stel je hem gelijk! 


Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Steek je vinger op en dan kom ik langs
Klaar
Maak het huiswerk Nederlands dat je voor de komende les hebt. 

Slide 12 - Slide

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen

3. Zoek het gezegde


4. Zoek het onderwerp

5. Zoek het lijdend voorwerp

6. Zoek het meewerkend voorwerp


7. Benoem de zinsdelen die overblijven. Meestal: bijwoordelijke bepaling. 


Wat is het belangrijkste werkwoord in de zin? Heeft dat werkwoord een duidelijke betekenis? Ja: werkwoordelijk gezegde. Nee: naamwoordelijk gezegde. 

De zin in een andere tijd zetten. 
Gebruik de zinsdeelproef. 
Vraag: Wie/wat + gezegde? Antwoord: onderwerp 
Vraag: Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? Antwoord: lijdend voorwerp 
Vraag: Aan/voor wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Antwoord: meewerkend voorwerp 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide