HV1: 19.09.24

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

haben und sein

Het programma:

• Korte uitleg werkwoorden haben und sein

• Quiz
  
  
• Bonuspunt

Het leerdoel

Je kunt het werkwoord sein vervoegen

Je kunt het werkwoord haben vervoegen

Vervoegingen-lijst staat op blz. 53 van je boek.

haben und sein

Hebben

Zijn

Haben

Sein

werkwoorden vervoegen

Om werkwoorden te kunnen vervoegen heb je een aantal dingen nodig:

- Je moet alle persoonlijke voornaamwoorden kennen

- Je moet weten welke vormen van het werkwoord haben/sein bij de persoonlijke voornaamwoorden horen

persoonlijke voornaamwoorden

enkelvoud:

ik = ich

jij = du

hij = er

zij = sie

het = es

persoonlijk voornaamwoord

meervoud:

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

ik

1. ich
2. du
3. er
4. es

jullie

1. wir
2. ihr
3. sie
4. Sie

het

1. ich
2. er
3. sie
4. es

sie

1. zij
2. u
3. jullie
4. het

du

1. ik
2. jij
3. hij
4. zij

Hoe zien de werkwoorden haben/sein eruit?

QUIZ

Los geht's

Ich .... Lehrer. (sein)

1. sind
2. bin
3. seid
4. bist

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)

1. habt
2. haben
3. hat
4. hast

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)

1. hat
2. habe
3. habt
4. haben

Ihr ... zu spät (sein)

1. seid
2. sind
3. bin
4. bist

Lisa ..... krank (sein)

1. bist
2. sind
3. ist
4. bin

Ich ... etwas gemacht (haben)

1. haben
2. habe
3. habt
4. hat

Even oefenen.

Maak opgave 2 uit je boek op blz 32/33.

Schrijf de anwoorden van 2b op in je schrift.

Belangrijke woorden opgave 2

2a/b:

Schwester = zus

Lehrer(in) = Leraar(es)

Schüler = leerlingen

Vater = vader

Bonuspunt

Wil je een bonuspunt verdienen voor Kapitel 1?

Let goed op!

Poster

Je onthoudt beter als je iets beeldend maakt.

Maak een poster van de werkwoorden haben/sein.

De hele rijtjes van haben/sein moeten op de poster staan

Verzin zelf 4 oefenzinnen (2 met haben, 2 met sein)

Maak er een kleurrijk geheel van!