Les 7 Spelling - Meervouden op -s en -en

Welkom!
Jas aan de kapstok.
Geen telefoons, geen kauwgom.

Op tafel:
leesboek en laptop (dicht)
timer
5:00
socialiseren
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Jas aan de kapstok.
Geen telefoons, geen kauwgom.

Op tafel:
leesboek en laptop (dicht)
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  • Stil lezen
  • praten over je boek
  • lesdoel
  • korte herhaling en instructie
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik meervouden op -en en -s goed spellen. 

Slide 5 - Slide

Herhaling
Van haar (best) vriendin kreeg Marcelle een (prachtig) ketting.

Neem jij je brood mee in een (plastic) bakje of in een (papier)
zakje?





Slide 6 - Slide

Instructie meervouden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud.

Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt.

Slide 7 - Slide

Instructie meervouden
Zet -s achter het woord
Bijvoorbeeld: tafel – tafels; speldje – speldjes; vakantie – vakanties.
Meestal moet de -s aan het woord vast. Gebruik ’s als je het woord verkeerd uitspreekt:
echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.

Slide 8 - Slide

Instructie meervouden
Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s: ijslolly – ijslolly’s.

Let op: Als er voor de slot-y nog een andere klinker staat, wordt de -s wél aan het woord vast geschreven: display – displays; cowboy – cowboys.

Slide 9 - Slide

Instructie meervouden
Zet -en achter het woord
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tand – tanden; boek – boeken.

Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
boot – boten; mug – muggen; duif – duiven; kaas – kazen.

Slide 10 - Slide

Toepassen
Benoem 5 soorten groentes
of fruit. 

Slide 11 - Slide

Jullie maken van curus 7 paragraaf 6 de opdrachten 1 tot en met 6 helemaal af deze les. 
Ben je klaar? Dan doorwerken met de opdrachten. 

Slide 12 - Slide

Evaluatie
Welk cijfer geef je deze les?
Welk cijfer geef je jezelf?
Welk cijfer geef je mij?

Slide 13 - Slide