6.4 Schaal (berekenen)+ 6.5 oppervlakte en omtrek

Hoofdstuk 6:
Vergroten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 6:
Vergroten

Slide 1 - Slide

Programma van de les
  • Herhaling paragraaf 6.2 + 6.3
  • Uitleg paragraaf 6.4 + 6.5
  • Zelfstandig aan de slag met paragraaf 6.4 & 6.5 
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Slide

Is dit een vergroting ?
A
Dat weet ik niet
B
Ja
C
Nee, de hoeken zijn onbekend
D
Nee, de pijl staat verkeerd om

Slide 3 - Quiz

De foto is 10 bij 15 cm.
De vergrotingsfactor is 3,5.

Wat worden de maten van de vergroting?
A
35 bij 52,5 cm.
B
35 bij 45 cm.
C
30 bij 52,5 cm.
D
30 bij 45 cm.

Slide 4 - Quiz

Wat is de vergrotingsfactor?
A
1, 9 : 2,8 = 0,68
B
2,8 : 1,9 = 1,47

Slide 5 - Quiz

Wat is de vergrotingsfactor?
A
x 1,2
B
x 1,28
C
x 1,33
D
x 0,75

Slide 6 - Quiz

Doelen van de les
Voorkennis:
De leerling kan werken met pijlenkettingen.
De leerling kan vergrotingen berekenen
Doelen:
De leerling kent het begrip 'schaal'
De leerling kan rekenen met schaal
De leerling kan de schaal berekenen
De leerling kan de omtrek van een vergroting berekenen
De leerling kan de oppervlakte van een vergroting berekenen

Slide 7 - Slide

Paragraaf 6.4
In veel speelgoedwinkels kun je schaalmodellen van 
auto's kopen. In zo'n schaalmodel zijn alle afmetingen
hetzelfde als bij een origineel, alleen is alles erg 
verkleint. 
                                                             Deze Lamborghini is op schaal. Op de doos                                                                       zie je de schaal staan van 1/18. De schaal geeft                                                                 de factor aan tussen het model en het origineel.


Slide 8 - Slide

Paragraaf 6.4
In het vorige plaatje zag je een auto in het model 1/18. Als je gaat rekenen met de schaal kun je een pijlenketting gebruiken. Dit betekend dat elke centimeter in het model in werkelijkheid 18 x groter is. 



Boven de pijl zet je de factor. Voor de pijl vul een maat van het model in, na de pijl krijg je dan de maat van origineel. 

Slide 9 - Slide

Paragraaf 6.4
Als we de schaal dus weten kunnen dus de originele maten uitrekenen. Maar kunnen we ook op een bepaalde manier de schaal zelf uitzoeken?
Dat kan in 4 stappen:
1. Meet van het schaalmodel een lengte waarvan de je lengte in werkelijkheid weet.
2. Maak een pijlenketting en zet de maten op de goede plaats
3. Bereken de factor 
4. Schrijf de schaal van het model op. 

Slide 10 - Slide

Paragraaf 6.4
Zo'n schaal model kan een auto zijn zoals in het voorbeeld uit paragraaf 6.4, maar het kan ook een plaatje of tekening zijn. 

1. Zie de maten hiernaast
2.   36 cm                                       571 cm
3. 571 cm : 36 cm = 15,86
4. de schaal is  1   : 15,86

Slide 11 - Slide

Paragraaf 6.5
Als we een vergroting hebben, dan kunnen we
ook iets zeggen over de omtrek en de opper-
vlakte van de vergroting.

Als alle zijdes 2 x zo groot worden, dan wordt
de omtrek ook 2x zo groot. Maar hoe zit dat dan met de oppervlakte van dat voorwerp? Bereken de omtrek van de figuren en de oppervlakte van de figuren. Wat is de factor?

Slide 12 - Slide

Extra uitleg of zelfstandig aan het werk? 


  • Maken: paragraaf 6.4 & 6.5
  • Heb je 6.2 & 6.3 nagekeken?


Let op!
Sluit de les niet af!
Begrijp je de uitleg? Dan mag je stil en zelfstandig aan het werk. 
Extra uitleg, steek je vinger op.

Slide 13 - Slide

 Zelfstandig aan het werk


  • Nakijken / maken: 6.2 & 6.3
  • Maken 6.4 & 6.5


Let op!
Sluit de les niet af!
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Lesafsluiting
De schaal van een bepaald model is 1/6,5. Wat betekend dit?
het origineel is 1,6 m en op schaal is dat 48 cm. Wat is de schaal?

Slide 15 - Slide

Einde les.
Bedankt en tot de volgende keer!

Slide 16 - Slide