Zinnen Maken

Jij loopt in de regen.
Jij
loopt
in de regen
1
2
3
wie/wat
 werkwoord
de rest
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Jij loopt in de regen.
Jij
loopt
in de regen
1
2
3
wie/wat
 werkwoord
de rest

Slide 1 - Slide

Doel van deze les.
-Ik weet de goede volgorde van de zin.
-Ik kan zelf een zin schrijven.

Slide 2 - Slide

Hoe maak je een zin?
1 Op de eerste plaats komt wie/wat

bijvoorbeeld: Jij of ik of de juf of de hond of de auto

Slide 3 - Slide

Hoe maak je een zin?
2 Op de tweede plaats komt het werkwoord.

bijvoorbeeld: lopen of zitten of staan of eten of rijden

Slide 4 - Slide

Hoe maak je een zin?
3 Op de derde plaats komt de rest van de zin.

 in de regen of op de stoel of voor het bord 
of uit zijn bak of op de weg

Slide 5 - Slide

in zijn hok.
De hond
zit
1
2
3

Slide 6 - Drag question

op de stoel.
Ik
zit
1
2
3

Slide 7 - Drag question

op de weg.
De auto
rijdt
1
2
3

Slide 8 - Drag question

Vul het juiste werkwoord in:
Tara ......een eitje
A
breek
B
breekt
C
breken.

Slide 9 - Quiz

Schrijf een zin
bij de foto.

Slide 10 - Open question

Welke zin is goed?
A
Ik buiten loop.
B
Loop buiten ik.
C
Ik loop buiten.

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Opa en Oma ...... de krant.
A
leest
B
lezen
C
lezen
D
lees

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Wij ...... naar school.
A
ga
B
gaan
C
gaat
D
ging

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Hij ...... in Nederland.
A
wonen
B
woon
C
woonde
D
woont

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Ik ...... een opdracht.
A
schrijf
B
schrijven
C
schrijft
D
schreef

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Jij ...... de vrouw.
A
helpen
B
help
C
hielp
D
helpt

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Jullie ...... koffie.
A
drinkt
B
drink
C
drinken
D
dronken

Slide 17 - Quiz

Schrijf een zin
bij de foto.

Slide 18 - Open question

Schrijf een zin
bij de foto.

Slide 19 - Open question

Schrijf een zin
bij de foto.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Zoek het werkwoord:
Wij gaan vandaag naar de markt
A
vandaag
B
wij
C
gaan
D
de markt

Slide 22 - Quiz

Maak een zin met het werkwoord:
VRAGEN (ik)

Slide 23 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
LOPEN (ik)

Slide 24 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
DRINKEN (hij)

Slide 25 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
SCHRIJVEN (hij)

Slide 26 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
PRATEN (wij)

Slide 27 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
LUISTEREN (wij)

Slide 28 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
LEREN (jullie)

Slide 29 - Open question

Maak een zin met het werkwoord:
GAAN (jullie)

Slide 30 - Open question

Ik vind deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Slide 32 - Slide