Naamwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

In dit muzieklokaal is de bigband een nieuw nummer aan het instuderen.

1. is
2. is aan het instuderen
3. is instuderen
4. instuderen

Wie van hen zal de draak steken met zulke mooie plannen?

1. wg = zal
2. wg = zal steken
3. wg = zal de draak steken
4. wg = zal de draak steken met zulke mooie plannen

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:

• (koppel)werkwoord(en)
  
• Naamwoordelijk deel (vaak een bijvoeglijk naamwoord)

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde vertelt over wat het onderwerp is.

Voorbeeld NG

Mama is ziek

kww: is (vorm van zijn)

nw-deel: ziek

Welke zin heeft een NG?

1. Mijn zus is kampioen boksen geweest .
2. Hij is zijn huiswerk vergeten.
3. Zij was alleen naar huis gelopen.
4. Wij zijn ons kapot geschrokken.

Mijn zus is kampioen boksen geweest

pv: is

ow: mijn zus

ww: is + geweest (zijn > koppelwerkwoord)

Wat is mijn zus geweest? kampioen boksen

NG: is [kampioen boksen] geweest

Welke zin heeft een NG?

1. Ik ben de keuken aan het schoonmaken.
2. Wie is de beste leerling?
3. Hij heeft het uitgemaakt met Souhaila.
4. Hij is raar aan het doen.

Koppelwerkwoord

Eén van de werkwoorden van een naamwoordelijk gezegde  is een vorm van een koppelwerkwoord.

Koppelwerkwoorden: zijn, worden, lijken, blijken, blijven, schijnen  

Vind het koppelwerkwoord

1. Hij krijgt niks voor elkaar.
2. Ik hoef je geld niet.
3. Zij bleef zo onzeker.
4. De wond schrijnt verschrikkelijk

Met gel kun je elke kop met borstelig haar in fatsoen krijgen. 

Benoem het zinsdeel 'met gel

sleep het juiste zinsdeel naar het witte vak hiernaast

Onderwerp (ow)

werkwoordelijk gezegde (wg)

naamwoordelijk gezegde (ng)

lijdend voorwerp

(lv)

meewerkend voorwerp (mv)

bijwoordelijke

bepaling (bwb)

Naamwoordelijk gezegde

Het NG bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel. 

Het NG vertelt iets over het onderwerp van de zin. 

(mama is ziek)

Vind het koppelwerkwoord

1. Hij streek eens over zijn hart.
2. We leken wel gek dat we akkoord gingen.
3. Het lijk heeft hij niet verplaatst.

Vinden van NG

1. Bepaal pv
   
2. Bepaal ow
   
3. Bepaal andere werkwoorden

Vinden van NG (vervolg)

1. Staat er een vorm van een koppelwerkwoord in de zin?
   
2. Stel de vraag: wat + pv + ow + andere werkwoorden = Naamwoordelijk deel
   
3. Het naamwoordelijk deel schrijf je tussen haken.

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Saskia blijft iedere dag naar school rennen.

De politie vangt de boef.

In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.

Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?

Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.

Jan is een lieve jongen

Hoe goed heb je de stof van deze les begrepen?

1. Ik snap het helemaal
2. Ik snap het goed
3. Ik snap het een beetje
4. Ik snap het niet