2021_week 44_2ha_les 1_Letzte Fragen SO

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?


  • Vorbereiten SO und letzte Fragen
  • Aufgaben machen
  • Abschluss


Slide 3 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kannst du die Endungen von den Artikeln in Schema A und B ergänzen dadurch, dass wir damit üben.
- kannst du mindestens 3 Wörter übersetzen
- kannst du die bezittelijke voornaamwoorden im 4e Fall benennen.

Slide 4 - Slide

Pak een pen en papier en neem onderstaande tabellen over
timer
4:00

Slide 5 - Slide

Vul bij iedere rij en kolom de juiste uitgang in.
timer
2:30

Slide 6 - Slide

Vul bij iedere rij en kolom de juiste uitgang in.
timer
1:30

Slide 7 - Slide

Check je antwoord en verbeter
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Check je antwoord en verbeter
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Schrijf onderstaande woorden op en daarachter de Nederlandse of Duitse vertaling!
  • Fahrrad fahren
  • reiten

  • schwimmen

  • schaffen
  • obwohl

  • gemakkelijk
  • skiën

  • dansen


  • zeilen
  • achter
timer
3:00

Slide 10 - Slide

Check je antwoorden en let op de spelling!
Verbeter je fouten!
  • fietsen
  • paardrijden
  • zwemmen
  • voor elkaar krijgen, lukken
  • hoewel
  • leicht
  • Ski fahren
  • tanzen
  • segeln
  • hinten
timer
1:00
  • Fahrrad fahren
  • reiten
  • schwimmen
  • schaffen
  • obwohl
  • gemakkelijk
  • skiën
  • dansen
  • aan gymnastiek doen
  • achter

Slide 11 - Slide

Schrijf de voorzetsels op die bij de 4e naamval horen
timer
2:00

Slide 12 - Open question

Hoe zeg je u in het Duits als het een lijdend voorwerp (4e naamval) is?
A
sie
B
Sie
C
es
D
euch

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je hij in het Duits als het een lijdend voorwerp is?
A
er
B
es
C
wir
D
ihn

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg je jullie in het Duits als het een onderwerp is?
A
euch
B
ihr
C
sie
D
uns

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je ik in het Duits als het een lijdend voorwerp is?
A
ich
B
dich
C
mich
D
du

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je jij in het Duits als het een onderwerp is?
A
dich
B
du
C
er
D
ihn

Slide 17 - Quiz

der-Gruppe
ein-Gruppe
bepaalde lidwoorden der, die, das
bezittelijke voornaamwoorden
dies-, jed-, manch-, solch-, all-, welch-
ein
kein

Slide 18 - Drag question

Een persoonlijk voornaamwoord kan?.....
A
een zelfstandig naamwoord vervangen
B
staan meestal voor een zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quiz

Een bezittelijk voornaamwoord?.....
A
staat alleen
B
geeft een bezit aan

Slide 20 - Quiz

An die Arbeit
  • Machen Na klar online: kies een onderdeel wat je nog beter wilt oefenen
Naamvallen: 
4.1, Aufgabe 10, 11, 12
Bezittelijk voornaamwoord en voorzetsels: 
4.2, Aufgabe 1a, 9a, 9b, 9c, 11a
4.3, Aufgabe 1a, 1b
  • Selbständig
  • De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna mag je fluisteren en vragen aan mij stellen.
  • Klaar: Na klar online, versterk jezelf
timer
5:00
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Was hast du heute gelernt?
ik
jij
hij
zij 
het

wij
jullie
zij
u
  • mich
  • dich
  • ihn
  • sie
  • es

  • uns
  • euch
  • sie
  • Sie
  • Übersetz:
  • - de wereldkampioen
  • - achter
  • -gemakkelijk

Slide 22 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 23 - Slide

Das war's!

Viel Erfolg beim Lernen und Üben!

Slide 24 - Slide