Grammatica zinsontleding - les 7

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Grammatica - zinsontleding

- Herhalen enkelvoudige en samengestelde zinnen

- Opdracht maken

- Huiswerk bespreken

- Uitbreiding enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin > samengestelde zin

Maak van de volgende enkelvoudige zin een samengestelde zin door er een bijzin aan toe te voegen. 

Ik was vanmorgen te laat op school.

Maak opdracht 6 af, blz. 22

Maak van de enkelvoudige zinnen samengestelde zinnen door er een bijzin aan toe te voegen. 

Gebruik steeds een ander voegwoord.

Op blz. 63 vind je een overzicht met onderschikkende voegwoorden. 

Huiswerk: opdracht 5 blz. 21/22

Vergelijk eerst je antwoorden met die van je buur en bespreek het gemaakte werk. 

Daarna bespreken we de antwoorden klassikaal.

Hoofdzin en bijzin

Voorbeeld: De jongen gaat naar een cursus, zodat hij nieuwe dingen kan leren.

•  Hoofdzin = De jongen gaat naar een cursus.
• Bijzin = hij nieuwe dingen kan leren.
  
• Voegwoord = zodat 

Hoofdzin en bijzin

In een samengestelde zin staat altijd een hoofdzin.

Aan die hoofdzin plak je nog een hoofdzin: hoofdzin + hoofdzin

Of je plakt er een bijzin aan:                                 hoofdzin + bijzin

De bijzin kan ook vooraan staan:                       bijzin + hoofdzin

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.

1. bijzin, hoofdzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, bijzin
4. hoofdzin, bijzin

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.

1. bijzin, bijzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, hoofdzin
4. hoofdzin, bijzin

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.

1. bijzin, bijzin
2. hoofdzin, bijzin
3. bijzin, hoofdzin
4. hoofdzin, hoofdzin

Nina leest een boek en Cato is aan het koken.

1. bijzin, hoofdzin
2. bijzin, bijzin
3. hoofdzin, hoofdzin
4. hoofdzin, bijzin

Begrepen...

Nevenschikkend of onderschikkend? 

Voegwoord? 

Onderschikkende zin? Schrijf op welk deel hoofdzin is en welk deel bijzin. 

a. Als je kaartjes wil voor dat concert, moet je er snel bij zijn. 

b. Het voetbalkamp was ontzettend leuk, maar ik had wel heimwee.

Maak opdracht 3 af, blz. 64

Schrijf op of de zin nevenschikkend of onderschikkend is. 

Schrijf het voegwoord op.

Onderschikkende zin? Schrijf dan ook op welk deel bijzin is.  

Klaar? Ga verder met opdracht 4. 

Einde les 7 grammatica