(2) Poëzie/ fictie

Vandaag 

  1. Stelling van de week
  2. Lesdoel
  3. Woordenschat
  4. Poëzie/ fictie
  5. Zelf aan de slag
  6. Lesdoel controle
  7. Afsluiting
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag 

  1. Stelling van de week
  2. Lesdoel
  3. Woordenschat
  4. Poëzie/ fictie
  5. Zelf aan de slag
  6. Lesdoel controle
  7. Afsluiting

Slide 1 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Stelling van de week
'Alle werkenden moeten een gelijk uurloon ontvangen'.

timer
3:00
Eens
Oneens
Bedenk waarom je het met de stelling eens of oneens bent. Zorg ervoor dat je een goed argument bedenkt.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je kent de begrippen: realistisch en inleven en je kunt uitleggen wat dit betekent
  • Je kent een gedeelte (50) woorden van de woordenschatlijst.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat 41-50
vrezen 
(in) vuur en vlam (staan) 
(de) aanfluiting 
adembenemend
(het, de) affiche 
(de) afgunst 
amusant 
(de) animo 
applaudisseren 
artistiek 








Tekst
  • Overleg met je buurman/vrouw
  • Noteer de betekenis  in je schrift
  • Aan het einde van de les komen we hier op terug

timer
3:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Woordenschat 41-50
vrezen 
(in) vuur en vlam (staan)  
(de) aanfluiting  
adembenemend  
(het, de) affiche  
(de) afgunst  
amusant  
(de) animo  
applaudisseren  
artistiek 
  • bang zijn voor 
  • volop in brand staan; in lichtelaaie staan
  • afgang; iets wat schandalig slecht is
  • heel boeiend, mooi of spannend
  • aanplakbiljet
  • jaloezie
  • vermakelijk; grappig
  • zin om aan iets deel te nemen
  • in de handen klappen ter goedkeuring
  • kunstzinnig

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Begrippenlijst poëzie en fictie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Begrippenlijst
Fictie
Genre
Hij/zij- vorm
Hoofdpersoon
Ik-vorm
Inleven
Karaktereigenschap
Non-fictie
Perspectief
Realistisch
Regel
Rijm
Strofe
Uiterlijke kenmerken
Wisselend perspectief


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Je inleven 
  • Je kunt je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt.

Realistisch 
  • De personen in het verhaal maken dingen mee die in het echt ook kunnen gebeuren.


Inleven in een personage

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

We lezen klassikaal tekst 2...
Luister naar het verhaal... 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat?  Opdracht 3  - poezie en fictie
Waar? Bladzijde 194
Klaar? Je gaat verder met opdracht 4, 5 en 6
Aan de slag
stopwatch
00:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelcontrole poëzie/ fictie


Wat is :

Inleven

Realistisch


  • Je kunnen voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt.
  • De personen in een verhaal maken dingen mee die in het echt ook kunnen gebeuren.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Einde van deze les
  • Kijk om je heen, zie je rotzooi liggen, neem dit dan mee
  • Schuif je stoel aan en zet je tafel recht
  • Pak je tas, groet me/wens me een fijne dag en ga naar de volgende les of pauze

Slide 12 - Slide

This item has no instructions