Stap 1: bepaal de P (genotype van de ouders) en schrijf op met (hoofd)letters. Bijv. AA x aa
Stap 2: bedenk welke allelen in de geslachtscellen van de ouders kunnen voorkomen en schrijf dit op. bijvoorbeeld: moeder A of A, vader a of a. Schrijf op. Bijv. A of A & a of a.
Stap 3: maak een schema en stel daarmee vast welke genotype en fenotype de nakomelingen kunnen hebben --> F1 (1e generatie nakomelingen).
Stap 4: stel vast welk genotype en fenotype de dieren in de
F2 (2e generatie nakomelingen) kunnen hebben door stap 1, 2 en 3 te herhalen, met de kinderen van de F1 als ouders (p).