2.7.1 Naamwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde
Je weet wat het naamwoordelijk gezegde inhoudt en je kunt het naamwoordelijk gezegde benoemen in een zin.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Naamwoordelijk gezegde
Je weet wat het naamwoordelijk gezegde inhoudt en je kunt het naamwoordelijk gezegde benoemen in een zin.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meer werkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden.
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zelfstandig naamwoord.
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp.
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp.

Slide 4 - Quiz

Welk van de onderstaande woorden is geen koppelwerkwoord.
A
zijn
B
blijken
C
kijken
D
schijnen

Slide 5 - Quiz

In een naamwoordelijk gezegde is het belangrijkste werkwoord altijd een koppelwerkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde van de volgende zin: De lieve jongen blijft altijd heel aardig.
A
de lieve jongen blijft
B
blijft
C
blijft heel aardig
D
blijft altijd heel aardig

Slide 7 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde van de volgende zin: Piet blijft de jongste in het gezin.
A
blijft
B
Piet blijft
C
blijft de jongste
D
blijft altijd

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Kort nog even samen!
In de opruiming waren die T-shirts spotgoedkoop.

PV?
OW?
NG?

Slide 10 - Slide

Nog eentje dan...
Carina werd misselijk.

PV?
Nog meer werkwoorden?
Koppelwerkwoord?
OW?
Wat wordt er gezegd over het OW?
GEZ?

Slide 11 - Slide

Laatste!
Mevrouw De Vries wil graag conrector worden.
PV?
OW?
NG of WG? Welk ww kan weg?
Wat is het gezegde?

Slide 12 - Slide

Nu aan het werk!

We gaan verder met Grammatica zinsdelen H2 en H3.

Grammatica zinsdelen H2, vanaf blz. 68, maak opdracht 3, 4 & 5
Grammatica zinsdelen H3, vanaf blz. 110, maak opdracht 1 t/m 5.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Dan nu: nakijken!
Jullie hebben opgave 4 en 5 op blz. 69 gemaakt.
Maak groepjes van 4 (met personen die dichtbij zitten).
Je krijgt van de docent één antwoordblad per groepje. Kijk in je groepje de opgaven na. Vergelijk je eigen antwoord met het antwoordblad èn met elkaar.
Als jouw groepje nog vragen heeft over een opgave, schrijf je die op een blaadje en geef je die aan de docent.
De docent behandelt eventuele vragen aan het einde van de les.

Slide 15 - Slide

Verder werken!
• Werk in tweetallen.
• Grammatica zinsdelen H3 (vanaf blz. 110) en maak opdracht 1 t/m 5.
• Vraag het antwoordenblad aan je docent en kijk samen je opgaven na als je alles gemaakt hebt.
• Laat de docent zien hoe het is gegaan.

Slide 16 - Slide

Vragen?
Onduidelijkheden opdracht 4 & 5 van H2?

Zijn er nog vragen over deze les?

Wat moet je onthouden van het naamwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Slide

Nog een zinnetje samen!
Rachids vader is buschauffeur geweest.

PV?
Nog meer werkwoorden?
Koppelwerkwoord?
OW?
Wat wordt er gezegd over het OW?
GEZ?

Slide 18 - Slide

Extra uitleg nodig?
Bekijk het volgende filmpje:
https://youtu.be/aXeWLpbYZA0

Oefen op de volgende websites:
http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-naamwoordelijk-gezegde/
http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-gezegde/

Slide 19 - Slide