HA - week 6 - werkwoordelijk gezegde - les 2

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 1 - Slide

- Welkom!
- Stillezen
- grammatica - werkwoordelijk gezegde

Doel:

- Je benoemt de actie in een zin.


Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Alle werkwoorden in de zin noem je het 
werkwoordelijk gezegde (wg)

Het WG laat altijd zien wat er in een zin gebeurt. 
Grammatica zinsdelen 

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corry heeft maandag het halve land platgelegd
Werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd

Lopen, slaan en platleggen  zijn de woorden 
die aangeven welke actie er in de zin zit.

Dat zijn dus noodzakelijke werkwoorden in de zin
Werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd

Lopen, slaan en platleggen  zijn de woorden 
die aangeven welke actie er in de zin zit.

Dat zijn dus noodzakelijke werkwoorden in de zin
Werkwoordelijk gezegde
Noodzakelijk werkwoord = zelfstandig werkwoord (ZWW)

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd

Lopen, slaan en platleggen  zijn de woorden 
die aangeven welke actie er in de zin zit.

Dat zijn dus noodzakelijke werkwoorden in de zin
Werkwoordelijk gezegde
Noodzakelijk werkwoord = zelfstandig werkwoord (ZWW)
Andere werkwoorden = hulpwerkwoord (HWW)

Slide 9 - Slide

Wat ga je doen:  
Eigen leerlijn grammatica H3: werkwoordelijk gezegde

Wanneer: Deze week af 
Hoe: werk netjes. 

Hulp:
- zoek eerst de persoonsvorm (tijd veranderen/ van enkelvoud mv maken en andersom)
- Onderwerp: wie of wat + pv
- werkwoordelijk gezegde:  alle werkwoorden in de zin (wat doet het ow)

Aan de slag

Slide 10 - Slide