H.1 Grammatica woordsoorten - Wederkerend en wederkerig voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H.1 Woordsoorten

Wederkerend voornaamwoord

Ik kan wederkerende en wederkerige voornaamwoorden benoemen.

😒🙁😐🙂😃

H.1 Grammatica - Woordsoorten

Wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Doel van vandaag:

- Ik weet wat een wederkerend voornaamwoord is

- Ik weet wat een wederkerig voornaamwoord is

- Ik weet het verschil tussen toevallig en noodzakelijk wederkerende werkwoorden

Wederkerende voornaamwoorden zijn woorden als me, je, zich en ons die terugslaan op het onderwerp:

Ik was me

Jij wast je

U wast zich

Hij/zij wast zich

Wij wassen ons

Jullie wassen je

Zij wassen zich

Soms komt er -zelf achter:

Ik was mezelf

Jij wast jezelf

Hij wast zichzelf

enz.

Sommige werkwoorden hebben altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich:

zich vergissen          

zich aanstellen

zich voornemen

zich gedragen

zich uiten

zich afvragen

zich schamen

zich verslikken

Dit noem je noodzakelijk wederkerende werkwoorden.

Andere werkwoorden komen soms met een wederkerend voornaamwoord voor:

zich wassen / je hond wassen

zich bezeren / je knie bezeren

zich scheren / de klant scheren

Dit noem je toevallig wederkerende werkwoorden.

In beide gevallen spreek je van een wederkerend vnw

Voorbeeldzinnen:

Victor voelde zich niet op zijn gemak.

Je hoeft je niet te schamen voor hem.

We verheugen ons op het kerstgala.

Jullie maken je druk om niets.

Heleen vermaakte zich prima op de dansvloer. 

Merk op dat het wederkerend voornaamwoord altijd terugslaat op het onderwerp.

LET OP!

Pas op dat je de volgende voornaamwoorden niet voor wederkerend aanziet:

Die harde muziek ergert me. 

Die mobiele telefoon bevalt ons prima. 

Waarom zijn 'me' en 'ons' hier geen wederkerende voornaamwoorden?

Wederkerig voornaamwoord

Als Sanne van Dolf houdt en Dolf houdt van Sanne, dan houden ze van elkaar. Hun liefde is wederkerig. 

Om al dat moois uit te drukken gebruik je een wederkerig voornaamwoord: elkaar. 

Wij schrijven elkaar.

Jullie kennen elkaar.

Zij plagen elkaar.

Elkaar komt ook met een voorzetsel voor:

Die mensen passen niet bij elkaar.

Daarom gaan ze uit elkaar.

Soms krijgt elkaar een -s achter zich:

Ankie en Pien lezen elkaars dagboeken.

Elkaar(s), elkander

Ik kan wederkerende en wederkerige voornaamwoorden benoemen.

😒🙁😐🙂😃