3kader 2.8 Spelling leestekens, hoofdletters, ww

Welkom              2.8 spelling
Lesdoelen, je kunt: 
*leestekens en hoofdletters goed gebruiken
*werkwoordspelling toepassen
Je weet wat je nodig hebt als je klaar bent: 
verdieping of herhaling?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom              2.8 spelling
Lesdoelen, je kunt: 
*leestekens en hoofdletters goed gebruiken
*werkwoordspelling toepassen
Je weet wat je nodig hebt als je klaar bent: 
verdieping of herhaling?

Slide 1 - Slide

2.8 Spelling/leestekens
Leertekst blz. 145 

Slide 2 - Slide

De komma
1: tussen twee persoonsvormen in een zin


Wanneer we morgen al vertrekken, moeten we vandaag inkopen doen.

Slide 3 - Slide

De komma
2: tussen twee of meer bijvoeglijke naamwoorden


Die dame draagt altijd hele elegante, zwarte, dure en mooie jurken. 

Slide 4 - Slide

De komma
3: in een opsomming


Ik koop voor Kerst een gezelschapsspel, warme sloffen, parfum, zilveren oorbellen en een boek. 

Slide 5 - Slide

De komma in zakelijke brief/mail
4: Na de aanhef 


     Na de afsluiting

Beste meneer Hoekstra, 
Met vriendelijke groet, 

Slide 6 - Slide

Citaten

Slide 7 - Slide

Twee voorbeelden
1. Katrien zei'Dirk is niet graag alleen thuis .'


2. 'Dirk is niet graag alleen thuis ' , zei Katrien. 

Slide 8 - Slide

Hoofdletters bij namen
W. op den Heuvel


Beste mevrouw
Op den Heuvel
tussenvoegsel met kleine letter
tussenvoegsel begint met hoofdletter

Slide 9 - Slide

Aan de slag
2.8 Spelling Leestekens
Opdr: 1, 2, 3, 4, 5

OF 

Lees in je boek voor PO1
timer
1:00

Slide 10 - Slide

Welkom              2.8 spelling
Lesdoelen, je kunt: 
*leestekens en hoofdletters goed gebruiken
*werkwoordspelling toepassen
Je weet wat je nodig hebt als je klaar bent: 
verdieping of herhaling?

Slide 11 - Slide

Even terugkijken op grammatica 
voegwoorden
en, maar, of, want, dus, dan, dat.....
omdat, wanneer, waardoor, terwijl, als, hoewel, zodra, voordat, nadat, zolang, totdat, sinds......... 

Slide 12 - Slide

werkwoordspelling (186) noteer!

TT:
ik-vorm
hij-vorm = stam + t
wij-vorm
VT:
sterk ww = schrijf wat je hoort, langer maken 
                     bij twijfel tussen d/t. 

zwak = stam gebruiken en T K o F S CH i P X 

voltooid deelwoord
eindigt op :   -d, -t, -en
Twijfel over d/t = langer maken 
                             = T K o F S CH i P X gebruiken
controleer met 'lopen'

Slide 13 - Slide

Spelling: opdracht 6 (147)
1. maak zelfstandig
2. samen nakijken
3. opdracht 7 als vervolg 
Waarover heb jij nog vragen:
*tegenwoordige tijd,
*verleden tijd,
*voltooid deelwoord?
*komma's, hoofdletters

Slide 14 - Slide

Opdracht 5 en tekst 3 
Samen nakijken

Slide 15 - Slide

2.8 dictee 
Maak het dictee op een blaadje of in je schrift. 


Onderstreep de persoonsvormen
Kleur of omcirkel de voegwoorden
Controleer leestekens
Zoek een sterk werkwoord. 

Slide 16 - Slide

2.8 dictee Antwoorden
1. Je weet toch dat je zus haar verjaardag viert.
2. Dat verandert niet als het regent.
3. Fijn dat je bekent dat je het niet genoteerd hebt.
4. Ze miste jou op haar verjaardag en riep: 'Wat stom!'
5. Daarna berustten we erin omdat je niet meer zou komen. 

Slide 17 - Slide

Ta!ent Online
2.7 :  Opdracht 8 t/m 11 
         Test jezelf en Versterk jezelf
2.8: Test jezelf en Versterk jezelf
Maak opdrachten in je boek, die we nog open zijn. Of kies een geel of groen mapje. 

Slide 18 - Slide