1. welk verband hoort bij de signaalwoorden ...?
2. Wat voor een verband geeft een extra uitleg bij iets anders?
1. Er zijn ... woorden onderstreept. Hieronder staan betekenissen. Welk woord hoort bij welke betekenis?
2. Wat is het onderwerp van de tekst?
3. Bij welke alinea begint het onderdeel met als deelonderwerp "..."?
4. Welk verband herken je in alinea/ Welk verband herken je tussen alinea ... en ...?
5. Waarom vindt de schrijver ...., zoals te lezen is in alinea?
6. Welke argumenten geeft de schrijver voor ...?
7. Noteer het verband en aan welk signaalwoord je dit herkent.
8. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
9. Citeer twee argumenten.
10. Welke zinnen uit alinea ... bevatten een feit?
11. Waar is ... een voorbeeld van? Formuleer je antwoord in één of meer volledige zinnen