2.4 zure en basische oplossingen 3 MAVO 15 maart

Scheikunde mavo3
par. 2.4
Zure en basisiche schoonmaakmiddelen
1 / 48
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Scheikunde mavo3
par. 2.4
Zure en basisiche schoonmaakmiddelen

Slide 1 - Slide

§2.4: Zure en basische oplossingen
Pagina 98 tot en met pagina 108 Open het boek op deze pagina

Pak je schrift erbij voor het maken van aantekeningen (pen en papier!!)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen Je kunt: 
  1. van een aantal bekende oplossingen aangeven of ze zuur of basisch zijn.
  2. de eigenschappen en toepassingen van zure en basische oplossingen noemen.
  3. het verband beschrijven tussen de concentratie van zure en basische oplossingen en de pH.
  4. met een indicator bepalen of een oplossing zuur, basisch of neutraal is.
  5. veilig werken met chemicaliën met het gevarensymbool 'niet mengen'.

Slide 3 - Slide

Schoonmaakmiddelen
  • Veel schoonmaakmiddelen zijn zuur of minder zuur dan water

  • Hoe extremer de "zuurgraad", hoe heftiger de reactie

  • Schoonmaakmiddelen moet je nooit mengen!! Er kunnen giftige gassen ontstaan


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zuur, basisch en neutraal
  • Een zure oplossing maak je door een zuur te mengen met water

  • Voorbeelden: azijn, maagsap, vruchtensap, koolzuurhoudend prikwater

  • Zuren tasten metaal  (corrosief) en kalkhoudende materialen aan

  • Kalksteen, natuursteen, eierschalen, kalkskelet van dieren
  • Dus ook kalkaanslag!



Slide 6 - Slide

Zuur, basisch en neutraal
  • Een basische oplossing maak je door een base te mengen met water
  • Het tegenovergestelde van zuren zijn basen (in scheikunde).

  • Basische oplossingen smaken zeepachtig

  • Ontvettende werking, en irriterend voor de huid

  • Voorbeelden Ammoniak, soda of groene zeep in water



Slide 7 - Slide

Neutrale oplossingen
Iets wat geen zuur of base in water is noemen we neutraal

Voorbeelden hiervan zijn gedestilleerd water, keukenzout in water opgelost en bijvoorbeeld alcohol opgelost in water.

Slide 8 - Slide

Indicatoren
  • Als je wilt weten of een oplossing zuur of basisch is, gebruik je een indicator

  • Een indicator verandert van kleur in een zure of basische oplossing.

  • Lakmoespapier is een indicator, hier leg je een druppel oplossing op.

  • Rodekoolsap of fenolftaleïne (l), hier doe je een paar druppels van in een oplossing.



Slide 9 - Slide

Indicatoren
Een indicator kan bepaalde stoffen aantonen. 

Slide 10 - Slide

Schema, blz 100
Indicator
Zuur
Neutraal
Basisch
Rood lakmoespapier
Rood
Rood
Blauw
Blauw lakmoespapier
Rood
Blauw
Blauw
Rodekoolsap
Rood/roze
Paars
Blauw/groen/geel
Fenoftaleïne
Kleurloos
Kleurloos
Paars/roze

Slide 11 - Slide

Universeel indicatorpapier

Slide 12 - Slide

pH
de pH hangt af van twee dingen:
Het soort zuur of base dat opgelost is: zeepsop is minder basisch dan bijvoorbeeld bleek

De concentratie van dat zuur of die base: bijvoorbeeld citroenzuur in water, hoe meer je toevoegt hoe zuurder je glas water wordt

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Concentratie en pH
  • De aggresiviteit van een zure of basische oplossing hangt
af van het soort zuur of base, en de concentratie

  • De pH schaal geeft de zuurgraad aan van een oplossing

  • Zure oplossingen hebben een pH tussen de 0 en 7
  • Neutrale oplossingen heeben een pH van 7
  • Basische oplossingen hebben een pH tussen de 7 en 14



Slide 15 - Slide

Concentratie en pH
  • Universeel indicatorpapier geeft de pH van een oplossing

  • Het doosje geeft de kleur van elke pH aan.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Zuren in het milieu
  • De zuurtegraad in de natuur is belangrijk voor alle planten en dieren!

  • Door veel koolstofdioxide in de lucht, komt er ook koolzuur in het water.
  • Dit tast het koraal en het kalkskelet van schelpdieren aan.

  • Door teveel mest in Nederland verzuurt de bodem (meststof: stikstof)
  • Hierdoor sterven zeldzame en bedreigde plantensoorten uit.
  • Zonder die planten kunnen sommige dieren ook uitsterven.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Tekst blz. 98 t/m 102 lezen paragraaf 2.4
Noteer de ontbrekende woorden

Lezen en woorden noteren.

Dit doet iedereen in absolute stilte en er zijn twee versies
10 minuten de tijd

Slide 21 - Slide

Een zure stof heeft een pH
A
van 7
B
van 0
C
kleiner dan 7
D
groter dan 7

Slide 22 - Quiz

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
WC-ontkalker

Slide 23 - Quiz

Welke stof is een zuur?

A
Azijn
B
Soda
C
Gootsteenontstopper
D
Water

Slide 24 - Quiz

Waarvoor kun je een zuur schoonmaakmiddel goed gebruiken?
A
Om vet te verwijderen
B
Om de vaat te wassen
C
Om de ramen te lappen
D
Om kalk te verwijderen

Slide 25 - Quiz

Wat is de zuurgraad (pH) van gedestilleerd water?
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Welke kleur geeft een rood lakmoespapiertje in basisch milieu?
A
Rood
B
Blauw
C
Paars
D
Groen

Slide 28 - Quiz

Welke kleur heeft rode koolsap in schoonmaakazijn?
A
Rood
B
Paars
C
Blauw
D
Geel

Slide 29 - Quiz

Even pauze
2 minuten zelf wat doen, daarna gaan we verder met de les

Slide 30 - Slide

beantwoorden huiswerk vragen paragraaf 2.3
Open je boek op pagina 95

Slide 31 - Slide

Vraag 4 (blz 95)
Crèmes bevatten een emulgator.
Wat is de functie van een emulgator in een crème

Slide 32 - Open question

Vraag 7 (blz 96)Als je jezelf afspoelt met lauw water, verwijder je wel het zweet, maar niet de talg van je
lichaam.
Waarom kan de talg niet met water worden verwijderd?

Slide 33 - Open question

Vraag 8 (blz 96) Er zijn verschillende reinigingsmiddelen die speciaal voor je huid zijn bestemd. Daarmee
lukt het om vetten van je huid te halen.
Geef twee van zulke reinigingsmiddelen.

Slide 34 - Open question

Vraag 9 (blz 96) Sommige mensen krijgen schrale handen als ze vaak de afwas doen.
Hoe kan dat?

Slide 35 - Open question

Vraag 11 (blz 97) Een cosmetisch product bevat de volgende ingrediënten, op volgorde van veel naar
weinig: • water • zeep •keukenzout • citroenzuur • parfum • shea boter • olijfolie • quinoa • kamille • calendula
Leg uit of dit cosmetisch product een crème, een shampoo of een tandpasta is

Slide 36 - Open question

Vraag 13 (blz 97) De manier waarop je een frisdrank drinkt, heeft invloed op de gebitsslijtage. In een informatieblad voor tandartsen staat dat nippen, spoelen en gorgelen slecht is voor het gebit.
Geef aan waarom het beter is voor het gebit om frisdrank snel op te drinken is

Slide 37 - Open question

Vragen paragraaf 2.4

Slide 38 - Slide

Wat is de betekenis van
dit pictogram?
A
bijtend
B
explosief
C
giftig
D
irriterend

Slide 39 - Quiz

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een basisch schoonmaakmiddel?
A
zoutzuur
B
schuurmiddel
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 40 - Quiz

met een basisch schoonmaakmiddel kan ik...
A
vet verwijderen
B
cement van tegels halen
C
autolak poetsen
D
waterkoker ontkalken

Slide 41 - Quiz

Met een zuur schoonmaakmiddel
kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 42 - Quiz

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
Schoonmaakazijn

Slide 43 - Quiz

Een base is een stof met een pH
A
< 7,0
B
=7,0
C
> 7,0

Slide 44 - Quiz

Hoe hoger de pH, hoe...
A
...zuurder de oplossing
B
...minder zuur de oplossing

Slide 45 - Quiz

Hoe herken je en zuur?
A
De PH is lager dan 7
B
De PH is gelijk aan 7
C
De PH is hoger dan 7
D
Zuur heeft geen PH

Slide 46 - Quiz

Aan een zuur met pH 3 wordt water toegevoegd. Wat kan nu de pH zijn?
A
pH2
B
pH3
C
pH4
D
pH8

Slide 47 - Quiz

Opdrachten in de les maken 2.4
Maak opgave 5 t/m 10

De vragen die net zijn gesteld, zijn de opgaven 1 t/m 4 (geen huiswerk dus)

Slide 48 - Slide