Discussie voeren

Discussiëren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Discussiëren

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les:
1. Zelf een discussie voeren in een groepje van vijf. 

Slide 2 - Slide

Video opdracht
Kijk en haal de volgende informatie uit de video:

1. Wat is de stelling?
2. Wat zijn de argumenten van de leerlingen die naar de snackkar gaan?
3. Wat zijn de argumenten van de school?
4. Wat zijn de argumenten van de leerlingen op de school?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Video opdracht
Kijk en haal de volgende informatie uit de video:

1. Wat is de stelling?
2. Wat zijn de argumenten van de leerlingen die naar de snackkar gaan?
3. Wat zijn de argumenten van de school?
4. Wat zijn de argumenten van de leerlingen op de school?

Slide 5 - Slide

discussiëren (argumenten tegen en voor)
Discussiëren volgens het AUB-model
Argument
uitleg
voorbeeld geven

Slide 6 - Slide

Discussie voeren: groepje van 5 personen
In deze les gaan we in kleine groepjes een discussie voeren over de stellingen:
1. De verkoop van fastfood moet verboden worden.
2. Het telefoonverbod op scholen moet weer worden afgeschaft.

Slide 7 - Slide

Rollen in discussie
Een voorzitter =  neutraal, houdt orde, geeft beurten, bewaakt de tijd, leidt het gesprek, vat samen, rondt af en bedankt.

Twee discussianten = voor of tegen de stelling, geeft argumenten, luistert naar de ander, toont respect. 

Twee mensen in het publiek = luistert, observeert, geeft tip en top. Welk argument vond je goed?

Slide 8 - Slide

Publiek
Het publiek luistert aandachtig naar de discussie. Je schrijft het volgende op:

1. Welk(e) argument(en) vond je goed?
2. Geef een top.
3. Geef een tip. 

Slide 9 - Slide

Bij een goede discussie
  1. Laat elkaar uitpraten.
  2. Luister naar elkaars argumenten.
  3. Sta open voor elkaars mening. Respecteer de inbreng van anderen.
  4. Bestrijd argumenten op de inhoud, speel het niet op de persoon.
  5. Haal er geen dingen bij die er niet bij horen.
  6. Zorg dat je argumenten geldig en juist zijn. Een argument is juist als de inhoud klopt. Een argument is geldig als het gaat over het onderwerp waar je het over hebt.
  7. Maak geen ruzie. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide