H3 grammatica test jezelf 3.7 en 3.8 (blokuur)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je schrift;
  • je leerwerkboek;
  • je laptop (log in).
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je schrift;
  • je leerwerkboek;
  • je laptop (log in).

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling theorie
  • Werkmoment
  • Pauze
  • Werkmoment / quizlet live
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

Braindump
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

- Alle ww in een zin vormen samen het wg.

- Het onderwerp DOET iets.

- 1 ww in de zin? Dan is dat altijd een zww.

- 2 of meer ww in de zin? De pv is hww. Er kunnen meer hww in een zin zitten.

- Het hww kun je weglaten, het zww niet.

Slide 4 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
- belangrijkste werkwoord géén duidelijke betekenis
- Koppelwerkwoord (kww)
- Zijn, worden, blijven ( en lijken, schijnen, blijken)
- Een koppelwerkwoord heeft een aanvulling nodig: bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. 
- aanvulling zegt wat het onderwerp IS.
- 2 of meer ww in de zin? De pv is hww. 

Slide 5 - Slide

Ik | ben | vroeg | naar bed | gegaan.
A
wg
B
ng

Slide 6 - Quiz

Ik | ben | vroeg | naar bed | gegaan.
Twee antwoorden zijn goed.
A
ben = hww
B
gegaan = hww
C
ben = kww
D
gegaan = zww

Slide 7 - Quiz

Voorbeeld: wg
Ik | ben | vroeg | naar bed | gegaan.

wg: ben gegaan                                              ben = hww
o: ik                                                                        gegaan = zww


Slide 8 - Slide

Zouden | jullie | willen | duiken?
A
wg
B
ng

Slide 9 - Quiz

Zouden | jullie | willen | duiken?
Twee antwoorden zijn goed.
A
zouden = kww
B
willen = zww
C
duiken = zww
D
zouden = hww

Slide 10 - Quiz

Voorbeeld: wg
Zouden | jullie | willen | duiken?
      
WG: Zouden willen duiken                 zouden willen = hww
O: jullie                                                         duiken = zww

Slide 11 - Slide

Jouw kleren| zijn | nat | gebleven.
A
wg
B
ng

Slide 12 - Quiz

Jouw kleren| zijn | nat | gebleven.
Twee antwoorden zijn goed.
A
zijn = kww
B
gebleven = kww
C
zijn = hww
D
gebleven = zww

Slide 13 - Quiz

Voorbeeld: ng
Jouw kleren| zijn | nat | gebleven 

ng: zijn nat gebleven                                             gebleven: kww
o: jouw kleren                                                            zijn: hww

Slide 14 - Slide

  • Maak test jezelf 3.7 in het eerste uur af. Waar ga je nog aan werken?

  • Maak test jezelf 3.8 in het tweede uur. 

Einde les: geef door waar je nog uitleg over nodig hebt.
Werkmoment

Slide 15 - Slide

Waarover heb je uitleg nodig?
Wat kun je zelf doen?

Slide 16 - Open question

Woorden 3.5

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Afsluiting
Huiswerk staat in Magister.

Slide 19 - Slide