3.3 d Lezen

Welkom
Pak je boeken/laptop en etui, zet je tas op de grond.

Telefoons uit en niet zichtbaar.

Zit klaar zodat we direct met de les kunnnen beginnen.

Magister; controle absentie, boek Talent deel A.


1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Pak je boeken/laptop en etui, zet je tas op de grond.

Telefoons uit en niet zichtbaar.

Zit klaar zodat we direct met de les kunnnen beginnen.

Magister; controle absentie, boek Talent deel A.


Slide 1 - Slide

opdracht
Je gaat nu zelfstandig werken. Hiervoor heb je het boek Talent (deel A) nodig. De vragen gaan over tekst 3 op blz. 196 vanaf opdracht 15.

Gebruik de theorie uit dit boek op blz. 189 t/m 195 om de vragen goed te kunnen beantwoorden.

Succes!

Slide 2 - Slide

oriënteren op de tekst
Je gaat je altijd eerst oriënteren op een tekst. Dit doe je door verkennend te lezen. De volgende vragen horen daarbij:
  • Wat is dit voor soort tekst?
  • Waar komt deze tekst vandaan? 
  • Wat is het doel van de tekst?
  • Heb ik eerder zo'n soort tekst gezien?


Slide 3 - Slide

Wat voor soort tekst is dit?
A
advertentie
B
artikel
C
nieuwsbericht
D
betoog

Slide 4 - Quiz

Waar komt deze tekst vandaan?

Slide 5 - Open question

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 6 - Quiz

oriënteren op de tekst
Dan bedenk je je waarom je de tekst leest. Waar ga je op letten bij het lezen?
  • Ik ga deze tekst lezen om de mening en argumenten van de schrijver uit     de tekst te halen. 
  • Dit doe ik door signaalwoorden te herkennen in een tekst.
  •  Ik moet dus nauwkeurig lezen.

Slide 7 - Slide

inhoud van de tekst verkennen
Dan ga je de inhoud van een tekst verkennen. Je gaat nu nauwkeurig lezen. De volgende vragen horen daarbij:
  • Waar gaat deze tekst over (onderwerp)?
  • Wat weet ik al van het onderwerp?
  • Wat zou ik nog meer willen weten?
  • Wat verwacht ik van de tekst?

Slide 8 - Slide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
schooluniformen
B
schooluniformen voor kinderen
C
voordelen en nadelen van schooluniformen
D
Schooluniformen moeten in Nederland ingevoerd worden

Slide 9 - Quiz

Waar denk je dat deze tekst over gaat?

Slide 10 - Open question

vragen over de tekst
Je gaat nu vragen over de tekst beantwoorden. De vragen die je je moet beantwoorden gaan over het volgende:
  • Staan er moeilijke woorden in de tekst?
  • Uit welke delen is de tekst opgebouwd?
  • Wat is de mening van de schrijver? 
  • Zoek de signaalwoorden die een verband aangeven.
  • Wat zijn de argumenten van de schrijver?

Slide 11 - Slide

Deze tekst bestaat uit:
A
inleiding, kern, slot
B
inleiding en kern
C
inleiding en slot
D
kern en slot

Slide 12 - Quiz

Wat is de mening van de schrijver?

Slide 13 - Open question

"Een schooluniform zal volgens mij niet werken." (regel 7)
Welke argument geeft de schrijver in alinea 2?

Slide 14 - Open question

Aan welk signaalwoord herken je het argument in alinea 2?

Slide 15 - Open question

Welke argument geeft de schrijver nog meer in alinea 3?

Slide 16 - Open question

Aan welk signaalwoord herken je het argument in alinea 3?

Slide 17 - Open question

Welke deeltitel past het best bij alinea 3?
A
individu door uniform
B
massaproduct door schooluniform

Slide 18 - Quiz

Welk derde argument wordt gegeven in alinea 4?

Slide 19 - Open question

Het signaalwoord 'maar' (regel 26) geeft een tegenstelling aan.
Benoem de twee delen van de tegenstelling

Slide 20 - Open question

Welk argument wordt genoemd om juist wél schooluniformen in te voeren in alinea 5?

Slide 21 - Open question

Welk signaalwoord voor een reden staat in alinea 5?

Slide 22 - Open question

Hoeveel redenen van pestgedrag noemt de schrijver?
A
9
B
3
C
5
D
2

Slide 23 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?


Schooluniformen ....
A
moeten niet ingevoerd worden
B
invoeren geeft meer nadelen dan voordelen
C
schooluniformen zullen pestgedrag nooit kunnen voorkomen

Slide 24 - Quiz

Wat betekent opvatting (regel 20)?

2 goede antwoorden

A
idee
B
samenvatting
C
mening
D
aantrekken

Slide 25 - Quiz