This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Je kent de indeling van de hoofdgenres fictie.
Je kent de realismelijn en het opbouwschema van verhalen.
Je leert wat beeldspraak is en kent aan het eind van de les de volgende vormen:
- vergelijking, metafoor, personificatie en metonymia
Fictie H1: 4 en 5
Figuurlijk taalgebruik (alles wat niet letterlijk bedoeld wordt)
De bomen fluisteren je naam.
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!
Hij liep naar school met lood in zijn schoenen.
Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.
- Vergelijking met als (zoals, alsof)
- Vergelijking zonder als
Er is een overeenkomst tussen twee zaken.
Lachen als een boer die kiespijn heeft.
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!
Alleen het beeld is overgebleven.
- uitdrukkingen en gezegdes
- de context is belangrijk, want anders weet je niet waarmee het vergeleken wordt
Dat schaap heeft zich laten beetnemen.
Levenloze dingen of voorwerpen krijgen menselijke eigenschappen.
Roken heeft zijn hart veroverd.
De bomen fluisteren je naam.
Bij een vergelijking of metafoor is het verband tussen de werkelijkheid en het beeld gebaseerd op een overeenkomst.
Bij een metonymia is het gebaseerd op een verband:
- deel-geheel Het dak gaat eraf!
- maker-voorwerp In het Rijksmuseum hangt een mooi Rembrandt aan de muur,
- oorzaak-gevolg Ze heeft haar tong verloren.
- voorwerp-inhoud Zullen we een glaasje drinken?
- plaats-bewoners Utrecht heeft de voetbalwedstrijd gewonnen met Rotterdam.
- plaats-aanwezigen De school gaat een dagje naar de Efteling.
Oefenzinnen havo
Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak en schrijf de betekenis op.
1 Van je kamer heb je echt een paleisje gemaakt!
2 Je hartslag sust me in slaap.
3 Zij is beslist niet op haar mondje gevallen.
4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.
5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.
6 Hij is met de noorderzon vertrokken.
7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.
8 Het hele stadion was woedend na de gele kaart.
9 Wij zullen haar uit de brand helpen.
10 Wil je nog een kopje?
Oefenzinnen vwo
Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak en schrijf de betekenis op.
1 Van je kamer heb je echt een zwijnenstal gemaakt!
2 Je hartslag sust me in slaap.
3 Zij is tot over haar oren verliefd.
4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.
5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.
6 Dat karweitje is een wassen neus.
7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.
8 Het hele lokaal viel stil na de opmerking van de docent.
9 Wij zullen haar uit de brand helpen.
10 Wil je nog een kopje?
Slotopdracht havo en vwo
Zoek op internet vijf voorbeelden van beeldspraak op, noteer het soort beeldspraak en de betekenis.
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.