woorden les 16 t/m 18

ἐκπλήττω
A
verbijsteren
B
versteld staan
C
hevig schrikken
D
laten schrikken
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Grieks

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

ἐκπλήττω
A
verbijsteren
B
versteld staan
C
hevig schrikken
D
laten schrikken

Slide 1 - Quiz

δυσμενής
A
onwaar
B
vriendelijk
C
slechtgezind
D
onmogelijk

Slide 2 - Quiz

οὔποτε
A
waar
B
nooit
C
dichtbij
D
erg, zeer

Slide 3 - Quiz

αἱρέω
A
stromen
B
zingen
C
openen
D
innemen

Slide 4 - Quiz

πολύ+ comperativus
A
verreweg
B
veel
C
hoewel
D
omdat

Slide 5 - Quiz

ανοήτος
A
waar
B
dom
C
welgezind
D
lastig

Slide 6 - Quiz

λογίζομαι
A
overwegen
B
bekijken
C
beramen
D
beraadslagen

Slide 7 - Quiz

παντοῖος
A
allerlei
B
zodanig als
C
onmogelijk
D
onmiddellijk

Slide 8 - Quiz

ὑπισχνέομαι
A
bedenken
B
beloven
C
bekijken
D
beoordelen

Slide 9 - Quiz

ἡ νόσος
A
eiland
B
volk
C
ziekte
D
steen

Slide 10 - Quiz

ἕνεκα
A
twintig
B
overwinning
C
wegens
D
ik volgde

Slide 11 - Quiz

Welke naamval gaat met ἕνεκα?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 12 - Quiz

ἅμα
A
bloed
B
avond
C
samen
D
tegelijk

Slide 13 - Quiz

Met welke naamval gaat ἅμα?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 14 - Quiz

Wat is geen vertaling van:
δέομαι
A
blij zijn
B
nodig hebben
C
verzoeken
D
verlangen

Slide 15 - Quiz

De nominativus ev v van ὀξύς is:
A
ὀξύα
B
ὀξέα
C
ὀξυῖα
D
ὀξεῖα

Slide 16 - Quiz

De 1e ev ind aoristus van ἀπόλλυμαι is:
A
ἀπωλόμην
B
ἀπελόμην
C
ἀπωλλόμην
D
ἀπελλόμην

Slide 17 - Quiz

ἥσθην is de aoristus van:
A
ἐσθίω
B
ἥδομαι
C
εὑρίσκω
D
αἱρέω

Slide 18 - Quiz

De genitivus ev o van ὤν is:
A
ὄντος
B
ὄντης
C
οὖσας
D
οὖσης

Slide 19 - Quiz

De genitivus ev van εὐμενής is:
A
εὐμενοῦ
B
εὐμενοῦς
C
εὐμενής
D
εὐμενώς

Slide 20 - Quiz