What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord HAVO
Nederlands
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Slide 2 - Slide
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zinnen?
Sander heeft zijn enkel gebroken. Met een gebroken enkel kan hij niet voetballen.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 3 - Quiz
Sander
heeft
zijn enkel
gebroken
. Met een
gebroken
enkel
kan
hij niet
voetballen
.
Van een voltooid of onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Er gelden dan andere spellingsregels:
Schrijf het zo kort mogelijk (het moet wel goed uit te spreken zijn)
Als het VD op -en eindigt, eindigt het BN ook op -en of -n
Alleen
tt
of
dd
als het voor de uitspraak moet
Net als bij het 'gewone' BN moet er soms een -e achter
Slide 4 - Slide
Spel het woord tussen haakjes:
De timmerman heeft zijn hand lelijk (openhalen).
A
opengehaalt
B
opengehaalte
C
opengehaald
D
opengehaalde
Slide 5 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
De timmerman heeft zijn hand lelijk opengehaald aan een (verroesten) spijker.
A
verroesde
B
verroeste
C
verroesdde
D
verroestte
Slide 6 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
Onlangs is een schilderij van Van Gogh uit het museum (stelen).
A
gesteeld
B
gesteelde
C
gestole
D
gestolen
Slide 7 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
De waarde van het (stelen) schilderij is niet bekend.
A
gesteeld
B
gesteelde
C
gestole
D
gestolen
Slide 8 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
Na de hagelbui keek de tuinder treurig naar zijn veld met (pletten) tulpen.
A
geplete
B
geplette
C
geplet
D
gepletten
Slide 9 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
Het (uitbranden) pand was volledig verwoest.
A
uitgebrande
B
uitgebrand
C
uitgebrandde
D
uitgebrandt
Slide 10 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
De politie achtervolgde de criminelen met (passen) afstand.
A
gepast
B
gepastte
C
gepaste
D
gepasten
Slide 11 - Quiz
Einde
Slide 12 - Slide
More lessons like this
Spelling deel 2
June 2020
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord HAVO
April 2020
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord VWO
April 2020
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Spelling: deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
M1 l4 Bijvoeglijke naamwoorden
August 2024
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
A1 Spelling H5 ww-spelling (les 2)
December 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
KERN les 68 H2 Bijvoeglijk naamwoord
April 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2 Bijvoeglijk naamwoord HSX
March 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2