Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Noteer de bijvoeglijke naamwoorden uit de zinnen in je schrift.
1. Die arme Jan is met een gebroken been naar de dokterspost in een naburig dorp gebracht.
2. Het winkelend publiek genoot van de uitgestalde artikelen in de mooie, verlichte etalages.
3. Veel dijkbewoners werden overvallen door het stijgende waterpeil in de kolkende rivier.