Wat is de aanleiding: waarom wil je dit kind observeren
Wat is je doel: waar wil je achter komen met deze observatie?
Welk gedrag ga je observeren; bijvoorbeeld slaan naar andere kinderen, naar buiten staren tijdens de les, opletten in de kring. Bij welk ontwikkelgebied hoort dit gedrag?
Observatiemethode: kies voor 1 van de 4 methodes en leg uit waarom deze methode.
Tijd en plaats: wanneer ga je observeren en hoe lang, motiveer waarom juist deze tijd en plaats.
Gegevens: noteer alle gegevens die je hebt over het kind.
Verslaglegging: noteer alles wat je hebt opgeschreven tijdens je observatie of maak hiervan een foto als bijlage.
Interpretatie: Wat is je conclusie en geef nu antwoord op je observatiedoel. Welke stap kun je nu verder nemen.