3V T1 B1. Genotype & fenotype

B1. Fenotype & Genotype
B1. Fenotype & genotype
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

B1. Fenotype & Genotype
B1. Fenotype & genotype

Slide 1 - Slide

Fenotype
Geen fenotype
Blond haar vanaf de geboorte
Litteken op de knie
Groot longvolume
Hoge bloeddruk
Tatoeage op de arm

Slide 2 - Drag question

Naam
Beschrijving
1
2
3
Chromosoom
DNA
Celkern
Bevat codes voor eiwitten.
Opgerolde draad DNA.
Onderdeel van de cel, waarin het DNA ligt.

Slide 3 - Drag question


In het lichaam wordt insuline gemaakt. Dit hormoon is nodig om het glucosegehalte van het bloed te verlagen als dat te hoog wordt. In afbeelding 7 zie je hoe het glucosegehalte van het bloed verandert gedurende een dag.
Op welke twee tijdstippen is het gen voor de aanmaak van insuline weinig actief?

Slide 4 - Open question


In de afbeelding zie je hoe de metamorfose bij een kikker verloopt.

Wat blijft in alle stadia van de metamorfose (2 tot en met 8) gelijk?
A
Het fenotype
B
Het genotype
C
Fenotype & genotype
D
Geen van beide

Slide 5 - Quiz


Leg uit hoe tijdens de metamorfose het fenotype kan veranderen, terwijl het genotype gelijk blijft.

Slide 6 - Open question

Femke Bol is een topatlete. Tijdens de laatste Olympische Spelen won zij goud bij de 4x400 meter gemengde estafette.

Leg uit dat Femkes leefstijl een rol speelt bij deze prestatie.

Slide 7 - Open question

Spieren bestaan uit snelle en langzame spiervezels. Snelle spiervezels gebruik je vooral voor korte, explosieve krachtinspanningen. De langzame spiervezels gebruik je voor langdurige krachtinspanningen. Als je ouder wordt, neemt het aantal snelle spiervezels af. Het aantal langzame spiervezels neemt toe.

Hoe zal deze verandering Femkes prestaties beïnvloeden?

Slide 8 - Open question

Is de verandering in het aantal spiervezels (uit de vorige vraag) het gevolg van een verandering in het genotype? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Open question

Uv-straling van de zon is schadelijk voor je huid. Je huid wordt beschermd door melanine. Dit is een pigment dat in de huid ontstaat en de huid donkerder maakt. Melanine geeft ook kleur aan je haren en ogen. Dat je melanine kunt maken, heb je te danken aan een aantal genen.

A) Wanneer zijn die genen het meest actief: in de winter of in de zomer? Leg je antwoord uit.
B) Zijn de genen voor de aanmaak van melanine in een spiercel even actief als in een huidcel? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Open question

Gebruik deze informatie bij de volgende drie opgaven.

Slide 11 - Slide

Lees de tekst ‘Leven in de bergen’.

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het genotype van Sherpa’s verschilt van het genotype van Europeanen. Sherpa’s hebben een speciale versie van een gen met de naam Epas1. Dat gen speelt een rol bij het zuurstoftransport in het lichaam: het zuurstoftransport verbetert dankzij een hogere concentratie hemoglobine in de rode bloedcellen.
aIs het Epas1-gen in het hooggebergte weinig actief of erg actief? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Open question

De speciale versie van het Epas1-gen wordt ook wel het ‘superatleet-gen’ genoemd. Leg uit waarom.

Slide 13 - Open question

Jouw lichaam past zich op een andere manier aan het leven in het hooggebergte aan dan het lichaam van de Sherpa’s. Wanneer jij in de bergen verblijft, maakt je lichaam meer epo. Deze stof zorgt voor de aanmaak van rode bloedcellen. Na enkele weken in het hooggebergte neemt het aantal rode bloedcellen toe.

Verandert het aantal rode bloedcellen door een verandering van het genotype of door een verandering in de omgeving? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question