This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Lichtbreking
Voorbereiding
H3: Lichtbreking
Slide 1 - Slide
Sleep de juiste woorden naar de holle of bolle lens
Positief
Negatief
Convergerend
Divergerend
Lichtstralen komen bij elkaar
Lichtstralen gaan uit elkaar
Slide 2 - Drag question
Een rietje in een glas frisdrank lijkt ‘gebroken’. Wat is lichtbreking?
A
De lichtstraal komt tegen een voorwerp
B
De lichtstraal wordt in tweeën gebroken.
C
Op het grensvlak tussen twee doorzichtige stoffen verandert de richting van de lichtstraal.
D
Tussen twee doorzichtige stoffen in verandert de richting van de lichtstraal.
Slide 3 - Quiz
A
De bolle lenzen zijn
1, 2 en 4
B
De bolle lenzen zijn
3, 5 en 6
C
De bolle lenzen zijn
1 en 4
D
De bolle lenzen zijn
2, 3, 5 en 6
Slide 4 - Quiz
Het oog kan de lens niet bol genoeg maken, dus de persoon ziet een object dicht bij niet scherp... Hoe noemen we dit?
A
Een lui oog
B
Een geaccommodeerd oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog
Slide 5 - Quiz
Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies ,netvlies
C
pupil, lens, hoornvlies, netvlies
D
netvlies, pupil, lens, hoornvlies
Slide 6 - Quiz
Hoe sterk is een lens als de brandpuntafstand 35 cm is?
A
S = 0,029 dpt
B
S = 2,9 dpt
C
S = 0,29 dpt
D
S = 29 dpt
Slide 7 - Quiz
Geg. VV`= 3 cm, v = 9 cm, b = 6 cm Gevr. BB` = ? cm, f= ? cm. Teken deze situatie en bereken of je het goed getekend hebt.
Slide 8 - Open question
Omdat Mark niet altijd even goed ziet, gaat hij naar de oogarts. De oogarts zegt dat Mark een bril nodig heeft, omdat hij bijziend is. Wat betekent bijziend?
A
Zonder bril kun je alleen dichtbij scherp zien en hij heeft een negatieve lens nodig
B
Zonder bril kun je alleen veraf scherp zien en heeft hij een negatieve lens nodig.
C
Zonder bril kun je alleen dichtbij scherp zien en hij heeft een positive lens nodig
D
Zonder bril kun je alleen veraf scherp zien en heeft hij een positieve lens nodig.
Slide 9 - Quiz
Mark kijkt op de torenklok hoe laat het is. Wat gebeurt er met zijn ooglenzen als hij daarna op zijn horloge kijkt?
A
Zijn ooglenzen worden boller.
B
Zijn ooglenzen worden minder bol.
C
Er gebeurt niets met zijn ooglenzen.
D
Zijn ooglenzen worden platter
Slide 10 - Quiz
Wat is accommoderen?
A
Regelen van de hoeveelheid licht dat in het oog mag komen.
B
Scherpstellen van het oog door de bolling van de ooglens te veranderen.
C
Scherpstellen van het oog door de iris te vergroten of te verkleinen.
D
Regelen van de grootte van de pupil door deze aan te passen op de voorwerpsafstand.