examentraining Transport

Examentraining
BI/K/9 Het lichaam in stand houden: voeding en genotmiddelen, energie, transport en uitscheiding



bvj 4b th 6: Transport
1 / 54
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examentraining
BI/K/9 Het lichaam in stand houden: voeding en genotmiddelen, energie, transport en uitscheiding



bvj 4b th 6: Transport

Slide 1 - Slide

delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven:–naam, ligging, bouw en functie van delen van het ademhalingsstelsel, met name:-mondholte, neusholte en keelholte(met huig en strotklepje)-luchtpijp met kraakbeenringen, slijmvlies met trilharen-bronchiënx
delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven:–naam, ligging, bouw en functie van delen van het ademhalingsstelsel, met name:-mondholte, neusholte en keelholte(met huig en strotklepje)-luchtpijp met kraakbeenringen, slijmvlies met trilharen-bronchiënx
BIOLOGIE VMBO| syllabus centraal examen 20212-versie, juni 2019BI/K/9 Het lichaam in stand houden: voeding en genotmiddelen, energie, transport en uitscheidingpagina 18van 27-longblaasjes–verschillen tussen borst-en buikademhaling–functie van hoesten–voordelen van ademhalen via de neus in vergelijking met ademhalen via de mond–kwaliteit van ingeademde lucht i.v.m. astma, bronchitis, longemfyseem en hooikoorts7delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven:–naam, ligging, bouw, werking en functie van delen van het ademhalingsstelsel, met name:-mondholte, neusholte en keelholte(met huig en strotklepje)-luchtpijp met kraakbeenringen, slijmvlies met trilharen-bronchiën-longblaasjes–verschillen tussen borst-en buikademhaling/ventilatiebewegingen door veranderingen van borstkas, middenrifspieren, buikspieren en tussenribspieren–functie van hoesten–voordelen van ademhalen via de neus in vergelijking met ademhalen via de mond–kwaliteit van ingeademde lucht i.v.m. astma, bronchitis, longemfyseem en hooikoortslongblaasjes–verschillen tussen borst-en buikademhaling–functie van hoesten–voordelen van ademhalen via de neus in vergelijking met ademhalen via de mond–kwaliteit van ingeademde lucht i.v.m. astma, bronchitis, longemfyseem en hooikoorts7delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven:–naam, ligging, bouw, werking en functie van delen van het ademhalingsstelsel, met name:-mondholte, neusholte en keelholte(met huig en strotklepje)-luchtpijp met kraakbeenringen, slijmvlies met trilharen-bronchiën-longblaasjes–verschillen tussen borst-en buikademhaling/ventilatiebewegingen door veranderingen van borstkas, middenrifspieren, buikspieren en tussenribspieren–functie van hoesten–voordelen van ademhalen via de neus in vergelijking met ademhalen via de mond–kwaliteit van ingeademde lucht i.v.m. astma, bronchitis, longemfyseem en hooikoorts
BI/K/9 Het lichaam in stand houden: voeding en genotmiddelen, energie, transport en uitscheiding. 

De kandidaat kan: –vorm, werking en functie van het verteringsstelsel, bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel en uitscheidingsstelsel beschrijven–hun onderlinge verband toelichten.
In dit verband kan de kandidaat
5 lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en 
functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van enkele macroscopische details en
problemen met de bloedsomloop:
– ligging en functies van lymfevaten, functie van kleppen
– aan- en afvoer van stoffen en warmte door bloed
– van slagaders, aders en haarvaten: functies; onderscheid naar ligging, bloeddruk,
bouw van de wand, aan- of afwezigheid van kleppen en samenstelling van het bloed in deze vaten 
– naamgeving van aders en slagaders naar of bij bepaalde delen van het lichaam met
daarnaast de aorta, poortader, holle aders, kransslagaders en kransaders
– grote en kleine bloedsomloop
– de bouw, ligging, functie en werking van het hart met kamers, boezems, hartkleppen
en halvemaanvormige (hart)kleppen 

Slide 2 - Slide


 – dikte van de wanden van de kamers in relatie tot hun functie
– dikte van de wanden van boezems ten opzichte van de wanden van kamers in relatie
tot hun functie
– principe van verandering van druk in de kamers en slagaders tijdens de hartwerking
– veel voorkomende oorzaken van hartinfarct en hartritmestoornissen, met name:
- stress

- overgewicht 
- roken
- te grote inspanning
- erfelijke aanleg
– gevolgen van een te hoge en een te lage bloeddruk

6 van bloed, lymfe en weefselvloeistof van de mens de samenstellende delen noemen en de
functie van de delen beschrijven:
– vorm, functies en voorkomen van bloedplasma met onder andere: zuurstof,
koolstofdioxide, water, voedingsstoffen en eiwitten zoals antistoffen en hormonen
– vorm, functies en plaats van vorming van rode bloedcellen (met hemoglobine), witte
bloedcellen en bloedplaatjes
– transport van stoffen tussen bloed, weefselvloeistof en cellen
– weefselvloeistof stroomt als lymfe in de lymfevaten

Slide 3 - Slide

Begrippenlijst/ samenvatting

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe te leren
- Ken de begrippen, overhoor jezelf.  WRTS
- Lees en leer de samenvatting.
- Oefenen. D-toets, examenbundel, werkboek
- Verder bekijken van deze lessonup

Slide 6 - Slide

Bloed bestaat uit?
A
Bloedsplasma, rode bloedcellen en witte bloedcellen
B
Bloedplasma, rode bloedcellen, water en bloedplaatjes
C
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
Roze bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Welke bloedcellen maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Witte bloedcellen bevatten hemoglobine
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

1. Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplaatjes

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Welke bloedcellen hebben geen celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 14 - Quiz

Laag B in de
reageerbuis, bevat
A
Bloedplasma
B
Bloedplasma en bleodplaatjes
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 15 - Quiz

Bloedplasma vervoert voedingsstoffen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Laag A in de
reageerbuis, bevat
A
Bloedplasma
B
Bloedplasma en bleodplaatjes
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide


A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten

Sleep deze naar de juiste naam.
rechter boezem
Aorta
krans slagader

Long slagader

Slide 26 - Drag question

In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. 
Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam

Slide 32 - Drag question

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Leverslagader
Poortader
Leverader
Voedingsstofrijk
Zuurstof-rijk
Naar het hart
Vanaf het hart
Zuurstof-arm
Zuurstof-arm

Slide 37 - Drag question

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

welke hartziekte ken je?

Slide 40 - Mind map

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Slide

Lymfe ontstaat doordat bloedplasma eerst
A
lymfe wordt en daarna weefselvloeistof
B
weefselvloeistof wordt en daarna lymfe

Slide 48 - Quiz

Slide 49 - Slide

In welk of welke typen vocht kunnen antistoffen voorkomen?
A
Alleen in bloed
B
In bloed, lymfe en weefselvloeistof
C
In bloed en lymfe
D
In bloed, lymfe, weefselvloeistof en traanvocht

Slide 50 - Quiz

Witte bloedcellen kunnen in lymfe zitten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 51 - Quiz

Slide 52 - Slide

Wat is GEEN functie van een lymfeklier?
A
productie van lymfe
B
zuiveren van lymfe
C
productie van witte bloedcellen

Slide 53 - Quiz

Slide 54 - Slide