5. Het lichaam in standhouden: Voeding, genotmiddelen, transport, energie en uitscheiding

Het lichaam in standhouden
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het lichaam in standhouden

Slide 1 - Slide

De leerling kan
 de functie van het verteringsstelsel beschrijven:
 voedingsmiddelen worden bewerkt zodat eiwitten, koolhydraten en vetten bereikbaar
worden voor enzymen en worden verteerd; stoffen uit het verteringskanaal worden
opgenomen in het bloed
K4T4 B 4&5

Slide 2 - Slide

De leerling kan
de delen van het verteringsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking ervan beschrijven:
– ligging en functie(s) van:
- mond met tong, speekselklieren, tanden en kiezen
- slokdarm
- maag
- twaalfvingerige darm
- dunne darm
- dikke darm
- endeldarm met anus
– ligging en functies alvleesklier
– productie en functies van verteringssappen met verteringsenzymen in speekselklieren,
maagsapklieren, alvleesklier en dunne darm
– algemene functie verteringsenzymen
k4t4b4&5

Slide 3 - Slide

Werking enzymen

Slide 4 - Slide

De leerling kan
speeksel en maagzuur beschermen tegen infecties via het voedsel
– functie van darmperistaltiek
– ligging en functies lever, met name:
- afbraak van afval- en gifstoffen
- bewerking van voedingsstoffen
- opslag van glycogeen gevormd uit glucose
- omzetting van glycogeen in glucose
- productie van gal
– ligging en functie galblaas: opslag van gal
– functie gal: met name emulgeren van vetten
– afvoer van bloed met voedingsstoffen via de poortader naar de lever
– de bouw van tanden en kiezen met glazuur, tandbeen, wortel, cement, zenuw, en bloedvaten
 tegengaan tandbederf, met name de rol van:  speeksel, tandenpoetsen, fluorbehandeling

Slide 5 - Slide

Emulgeren van vetten. 

Slide 6 - Slide

De leerling kan. 
voedingsstoffen en hun functie(s) voor het lichaam noemen en de relatie ervan met
voedingsadviezen toelichten inclusief evenwicht tussen opname en gebruik, verbruik en
verlies van stoffen bij een constante lichaamsmassa:
– op te nemen (groepen van) stoffen: water, eiwitten, vetten, koolhydraten (zetmeel en
suikers), mineralen (zouten, met name kalkzouten en ijzerzouten) en vitamines
– groepen voedingsstoffen worden gebruikt als bouwstoffen (voor de opbouw van het
lichaam), als brandstoffen (voor het vrijmaken van energie), als beschermende stoffen
en/of als reservestoffen
– met behulp van de schijf van vijf of een voedingsmiddelentabel de
kwaliteit/voedingswaarde van verschillende maaltijden vergelijken
– invloed van vezels in het voedsel op de darmperistaltiek
K4T4B2&3

Slide 7 - Slide

Functies van voedingsstoffen

Slide 8 - Slide

De leerling kan:
uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding, bij overmatig gebruik van voedsel,
alcohol en medicijnen, en bij gebruik van tabak en drugs en hierbij abstracte relaties
leggen:
– overgewicht en vermagering als gevolg van over- en ondervoeding
– energieverbruik en opslag of verbruik van reservestoffen hangt eveneens af van
factoren als activiteit en omgevingstemperatuur
– grondstofwisseling

Slide 9 - Slide

De leerling kan:
Lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van enkele macroscopische details en problemen met de bloedsomloop:
– ligging en functies van lymfevaten, functie van kleppen  (K4T6B6)
– aan- en afvoer van stoffen en warmte door bloed 
– van slagaders, aders en haarvaten: functies; onderscheid naar ligging, bloeddruk, (K4T6Bb4)
bouw van de wand, aan- of afwezigheid van kleppen en samenstelling van het bloed in deze vaten
– naamgeving van aders en slagaders naar of bij bepaalde delen van het lichaam met
daarnaast de aorta, poortader, holle aders, kransslagaders en kransaders (K4T6Bb4)
– grote en kleine bloedsomloop (K4T6B2)
– de bouw, ligging, functie en werking van het hart met kamers, boezems, hartkleppen en halvemaanvormige (hart)kleppen
– dikte van de wanden van de kamers in relatie tot hun functie
– dikte van de wanden van boezems ten opzichte van de wanden van kamers in relatie tot hun functie
– principe van verandering van druk in de kamers en slagaders tijdens de hartwerking (K4T6B3)
– veel voorkomende oorzaken van hartinfarct en hartritmestoornissen, met name: stress overgewicht roken te grote inspanning
- erfelijke aanleg en gevolgen van een te hoge en een te lage bloeddruk.  (K4T6B5)

Slide 10 - Slide

Lympe stelsel

Slide 11 - Slide

De leerling kan:
van bloed, lymfe en weefselvloeistof van de mens de samenstellende delen noemen en de
functie van de delen beschrijven:
– vorm, functies en voorkomen van bloedplasma met onder andere: zuurstof,
koolstofdioxide, water, voedingsstoffen en eiwitten zoals antistoffen en hormonen
– vorm, functies en plaats van vorming van rode bloedcellen (met hemoglobine), witte
bloedcellen en bloedplaatjes
– transport van stoffen tussen bloed, weefselvloeistof en cellen
– weefselvloeistof stroomt als lymfe in de lymfevaten
(K4T6B1 &6)

Slide 12 - Slide

De leerling kan:
delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en
werking beschrijven:
– naam, ligging, bouw, werking en functie van delen van het ademhalingsstelsel, met
name:
- mondholte, neusholte en keelholte (met huig en strotklepje)
- luchtpijp met kraakbeenringen, slijmvlies met trilharen
- bronchiën
- longblaasjes  (K4T5B1)
– verschillen tussen borst- en buikademhaling/ventilatiebewegingen door veranderingen
van borstkas, middenrifspieren, buikspieren en tussenribspieren
– functie van hoesten
– voordelen van ademhalen via de neus in vergelijking met ademhalen via de mond (K4T5B2)
– kwaliteit van ingeademde lucht i.v.m. astma, bronchitis, longemfyseem en hooikoorts  (K4T5B3)

Slide 13 - Slide

Longblaasjes

Slide 14 - Slide

De leerling kan:
 lever en nieren met urineleiders, urineblaas en urinebuis noemen, in afbeeldingen
aanwijzen en de functie ervan noemen, de bouw en werking van de nier beschrijven en
beschrijven dat omzetting van afvalstoffen en niet-bruikbare stoffen in de lever plaatsvindt
en dat deze daarna uitgescheiden worden:
– wisselende gehaltes aan water en afvalstoffen (zoals ureum) in urine
– nierschors, niermerg, nierbekken
K4T7B 2&3

Slide 15 - Slide

Is dit bloedvat een ader of een slagader? En hoort het bij de grote of de kleine bloedomloop?
A
Het is een ader van de grote bloedsomloop.
B
Het is een ader van de kleine bloesomloop.
C
Het is een slagader van de grote bloedomloop
D
Het is een slagader van de kleine bloedsomloop.

Slide 16 - Quiz

Jenny heeft ernstig overgewicht, om in aanmerking te komen voor een maagverkleining moet ze eerst proberen zelf af te vallen. Ze volgt daarom een streng vermageringsdieet. Wat kan ze nog meer proberen?

Slide 17 - Open question

Met letter P is het deel aangegeven waarmee het voedsel het verteringskanaal in komt. Hoe heet het gedeelte dat met P is aangegeven.

Slide 18 - Open question

Noteer de namen van de onderdelen van de kies waar de tandarts een gaatje in heeft geboord.

Slide 19 - Open question