3 vormen - 3 situaties
1 tegen één persoon die je met je/jij aanspreekt
Gebruik de 'ik'-vorm, vaak stam + e
2 tegen één persoon die je met u aanspreekt en
tegen meer dan één personen
Gebruik de 'vous'-vorm, meestal stam + ez
3 tegen meer dan één personen waar je zelf bij hoort
Gebruik de 'nous'-vorm, stam + ons
In het Nederlands zeg je dan: Laten we ... (w.w.)