H3 Elektriciteit 3.2-2 oud

Huiswerk
Maken: 16 t/m 18
Bestuderen: 3.2 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Huiswerk
Maken: 16 t/m 18
Bestuderen: 3.2 

Slide 1 - Slide

V3Y begint hier.
Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de geleidbaarheid?
A
0,033 S
B
1,0 S
C
30 S
D
900 S

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de geleidbaarheid?
A
0,033 S
B
1 S
C
30 S
D
900 S

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
0 A
B
1 A
C
60 A
D
900 A

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
0 A
B
1 A
C
60 A
D
900 A

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke grafieken zijn recht evenredig?
A
A&B
B
C&D
C
A&D
D
B&C

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke grafieken zijn recht evenredig?
A
A&B
B
C&D
C
A&D
D
B&C

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke weerstand heeft de grootste waarde?
A
R1
B
R2
C
Dat hangt van de spanning af.
D
Dat hangt van de stroomsterkte af.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke weerstand heeft de grootste waarde?
A
R1
B
R2
C
Dat hangt van de spanning af.
D
Dat hangt van de stroomsterkte af.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van het lampje als de spanning toeneemt?
A
De weerstand neemt af.
B
De weerstand blijft gelijk.
C
De weerstand neemt toe.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van het lampje als de spanning toeneemt?
A
De weerstand neemt af.
B
De weerstand blijft gelijk.
C
De weerstand neemt toe.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van een draad, als de diameter 2x zo groot wordt?
A
De weerstand wordt 4x zo klein.
B
De weerstand wordt 2x zo klein.
C
De weerstand wordt 2x zo groot.
D
De weerstand wordt 4x zo groot.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van een draad, als de diameter 2x zo groot wordt?
A
De weerstand wordt 4x zo klein.
B
De weerstand wordt 2x zo klein.
C
De weerstand wordt 2x zo groot.
D
De weerstand wordt 4x zo groot.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

R=ρAl

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door de weerstand, als je de weerstandsdraad 2x zo lang maakt?
A
De stroomsterkte wordt 4x zo klein.
B
De stroomsterkte wordt 2x zo klein.
C
De stroomsterkte wordt 2x zo groot.
D
De stroomsterkte wordt 4x zo groot.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door de weerstand, als je de weerstandsdraad 2x zo lang maakt?
A
De stroomsterkte wordt 4x zo klein.
B
De stroomsterkte wordt 2x zo klein.
C
De stroomsterkte wordt 2x zo groot.
D
De stroomsterkte wordt 4x zo groot.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

De draaiweerstand is met punt B en C aangesloten op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte als je de knop naar rechts draait ?
A
De stroomsterkte wordt kleiner.
B
De stroomsterkte blijft gelijk.
C
De stroomsterkte wordt groter.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

De draaiweerstand is met punt B en C aangesloten op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte als je de knop naar rechts draait ?
A
De stroomsterkte wordt kleiner.
B
De stroomsterkte blijft gelijk.
C
De stroomsterkte wordt groter.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
Maken: (27) 33, 37, 39 (40) 
(En nog (25 en 26) 29, 30, 31, 34 (41 en 42))
Bestuderen: 3.3 (Parallelschakeling)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions