H3 Elektriciteit 3.2 1 en 2

Huiswerk
Maken: 6, 9 t/m 11 (14)
Bestuderen: 3.2
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Huiswerk
Maken: 6, 9 t/m 11 (14)
Bestuderen: 3.2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De stroomsterkte (I) geeft aan hoeveel elektronen er per seconde door een draad stromen.
De eenheid is de ampère (A)
De spanning (U) geeft aan hoeveel energie de elektronen meekrijgen of afgeven.
De eenheid is volt (V).


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De geleidbaarheid G van een gloeilamp...
A
...bepaalt hoe groot de spanning U is bij een stroomsterkte I.
B
...bepaalt hoe groot de stroomsterkte I is bij een spanning U.
C
...kun je meten met een voltmeter.
D
...is constant.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De geleidbaarheid G van een gloeilamp...
A
...bepaalt hoe groot de spanning U is bij een stroomsterkte I.
B
...bepaalt hoe groot de stroomsterkte I is bij een spanning U.
C
...kun je meten met een voltmeter.
D
...is constant.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de geleidbaarheid?
A
0,033 S
B
1,0 S
C
30 S
D
900 S

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de geleidbaarheid?
A
0,033 S
B
1,0 S
C
30 S
D
900 S

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
Maken: 16 t/m 18
Bestuderen: 3.2 

Slide 10 - Slide

V3Y begint hier.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
0 A
B
1,0 A
C
60 A
D
900 A

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een draad heeft een weerstand van 30 Ω en wordt aangesloten op een spanningsbron van 30 V. Hoe groot is de stroom?
A
0 A
B
1,0 A
C
60 A
D
900 A

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke grafieken zijn recht evenredig?
A
A&B
B
C&D
C
A&D
D
B&C

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke grafieken zijn recht evenredig?
A
A&B
B
C&D
C
A&D
D
B&C

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke weerstand heeft de grootste waarde?
A
R1
B
R2
C
Dat hangt van de spanning af.
D
Dat hangt van de stroomsterkte af.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke weerstand heeft de grootste waarde?
A
R1
B
R2
C
Dat hangt van de spanning af.
D
Dat hangt van de stroomsterkte af.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van het lampje als de spanning toeneemt?
A
De weerstand neemt af.
B
De weerstand blijft gelijk.
C
De weerstand neemt toe.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van het lampje als de spanning toeneemt?
A
De weerstand neemt af.
B
De weerstand blijft gelijk.
C
De weerstand neemt toe.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van een draad, als de diameter 2x zo groot wordt?
A
De weerstand wordt 4x zo klein.
B
De weerstand wordt 2x zo klein.
C
De weerstand wordt 2x zo groot.
D
De weerstand wordt 4x zo groot.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de weerstand van een draad, als de diameter 2x zo groot wordt?
A
De weerstand wordt 4x zo klein.
B
De weerstand wordt 2x zo klein.
C
De weerstand wordt 2x zo groot.
D
De weerstand wordt 4x zo groot.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door de weerstand, als je de weerstandsdraad 2x zo lang maakt?
A
De stroomsterkte wordt 4x zo klein.
B
De stroomsterkte wordt 2x zo klein.
C
De stroomsterkte wordt 2x zo groot.
D
De stroomsterkte wordt 4x zo groot.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door de weerstand, als je de weerstandsdraad 2x zo lang maakt?
A
De stroomsterkte wordt 4x zo klein.
B
De stroomsterkte wordt 2x zo klein.
C
De stroomsterkte wordt 2x zo groot.
D
De stroomsterkte wordt 4x zo groot.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
Maken: 20 t/m 23 (26)
Bestuderen: 3.3 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

R=ρAl

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De draaiweerstand is met punt B en C aangesloten op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte als je de knop naar rechts draait ?
A
De stroomsterkte wordt kleiner.
B
De stroomsterkte blijft gelijk.
C
De stroomsterkte wordt groter.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

De draaiweerstand is met punt B en C aangesloten op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte als je de knop naar rechts draait ?
A
De stroomsterkte wordt kleiner.
B
De stroomsterkte blijft gelijk.
C
De stroomsterkte wordt groter.
D
Dat kun je niet weten.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions