Werkwoorden vervoegen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
       
      Telefoon in het zakkie 
      Laptop dicht op tafel 
       Map en pen op tafel
       
      
timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Uitleg nieuwe unit
  • Leerdoelen opstellen
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Reflectie en leerdoelen check

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welkom bij LL & LA
Unit 2: Jouw verhaal
Learner Profile: Openminded, thinker
ATL: Communication skills, Creative-thinking skills
Related concepts: Vorm & structuur
Key concept: Vorm, Creativiteit
Met creativiteit en vorm kunnen we verhalen op een nieuwe manier maken en verschillende ideeën ontdekken.
Global context: Persoonlijke uitdrukking

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Overzicht periode 2 LA
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Zinsdelen (PV, O)
Zinsdelen
(PV, O, LV)

PV tegenwoordige tijd
PV verleden tijd
Herhaling
Week 7
Week 8
Week 9
Week 10
Week 11
Week 12
Zinsdelen (lv, mv, bwb)
Zinsdelen (lv, mv, bwb)
Zelf zinnen schrijven
Zelf zinnen schrijven
Herhaling
Toets
Key concept: Vorm
Key concept: Creativiteit

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Tijdens deze les:
- Leer je werkwoorden op de juiste manier te schrijven.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Een werkwoord is
A
Iets wat je kan doen
B
Iets of iemand
C
Waar iets is

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoorden schrijven
Hoe je een persoonsvorm schrijft,
hangt af van het onderwerp dat er bij hoort.

Kijk maar eens naar het werkwoord lopen.

Bij verschillende onderwerpen schrijf je de 
persoonsvorm op verschillende manieren. 


Onderwerp
Persoonsvorm
Ik
loop
Jij
loopt
Hij/zij/het
loopt
Wij
lopen
Jullie
lopen
Zij
lopen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden
Werkwoorden hebben verschillende vormen:


fiets, fietst, fietsen, fietste, fietsten, gefietst

Vandaag gaan we werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijven. Je moet daarvoor het hele werkwoord en de stam kunnen maken.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hele werkwoord en stam
Opdracht 1: Maak de stam van het werkwoord
Opdracht 2: Schrijf het hele werkwoord van de stam op

Voorbeeld:
Werkwoord: lopen → Stam: loop
Werkwoord: werken → Stam: werk
timer
1:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Toepassen juiste vorm 
Tegenwoordige tijd
Ik-vorm: Stam.
Jij/je-vorm: Stam + t
Hij/zij/het: Stam + t

Wij/jullie/zij: Hele werkwoord.


Als jij/je achter de persoonsvorm staat: Stam.
Bijvoorbeeld: Werk jij?
Noteer in je map

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
huilen
verzorgen
vinden
ik
jij/je
hij, zij, het
wij
jullie
zij
timer
3:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Opdracht 3:
Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op

Opdracht 4:
Schrijf de juiste vorm achter de zin

Opdracht 5:
Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op (moeilijker)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Extra regeltjes

Werkwoorden met de dubbelaar
De stam van vallen is niet vall, maar val...

Werkwoorden met de enkelaar
De stam van stromen is niet strom, maar stroom...

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Huiswerk:
Opdracht 6, 7, 8 en 9:
Schrijf de juiste vormen van het werkwoord op.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Reflectie

Samen nakijken

Slide 16 - Slide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende Unit. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag op basis van het Learner Profile en de ATL-skills. Dit wordt vastgelegd in Toddle. Samen blikken docent en leerlingen vooruit aan de hand van de JdW-planner.