WWG - LV

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Startklaar

       

      Telefoon in het zakkie 

      Laptop dicht op tafel 
       Map en pen op tafel

       

      

Programma

• Uitleg nieuwe unit
• Leerdoelen opstellen
• Instructie
• Aan de slag
• Reflectie en leerdoelen check

Welkom bij LL & LA

Unit 2: Jouw verhaal

Learner Profile: Openminded, thinker

ATL: Communication skills, Creative-thinking skills

Related concepts: Vorm & structuur

Key concept: Vorm, Creativiteit

Met creativiteit en vorm kunnen we verhalen op een nieuwe manier maken en verschillende ideeën ontdekken.

Global context: Persoonlijke uitdrukking

Overzicht periode 2 LA

Week 1	Week 2	Week 3	Week 4	Week 5	Week 6
Zinsdelen (PV, O, G)	Zinsdelen (PV, O, G)	Tegenwoordige/ verleden tijd	Tegenwoordige/ verleden tijd	Meervoud	Herhaling

Week 7	Week 8	Week 9	Week 10	Week 11	Week 12
Zinsdelen (lv, mv, bwb)	Zinsdelen (lv, mv, bwb)	Zelf zinnen schrijven	Zelf zinnen schrijven	Herhaling	Toets

Key concept: Vorm

Key concept: Creativiteit

Leerdoelen

• Tijdens deze les herhalen we wat de persoonsvorm is.
• Tijdens deze les herhalen we wat het onderwerp is.
• Tijdens deze les leer je alle werkwoorden in de zin te benoemen:
  Werkwoordelijk gezegde.
• Tijdens deze les leer je het lijdend voorwerp.

 

De persoonsvorm is

1. Alle werkwoorden in een zin
2. Wie of wat
3. Het belangrijkste werkwoord

Het onderwerp is

1. Alle werkwoorden in een zin
2. Wie of wat
3. Het belangrijkste werkwoord

Een werkwoord is

1. Iets wat je kan doen
2. Iets of iemand
3. Waar iets is

Herhalen 

Persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in een zin. 

Onderwerp is wie of wat iets doet in de zin.

Werkwoord is iets wat je kan doen

Werkwoordelijk gezegde

Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. 

De persoonsvorm is een onderdeel van het Werkwoordelijk gezegde.

Persoonsvorm: Dit werkwoord hoort altijd bij het gezegde.

Overige werkwoorden: Andere werkwoorden in de zin 

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat direct "last" heeft van de actie die in het gezegde wordt beschreven. Het vertelt wat of wie het onderwerp beïnvloedt.

Stel de vraag: Wie of wat + gezegde + onderwerp?

Voorbeeld: "De kat vangt een muis."

PV: vangt, O: de kat → Wat vangt de kat? Een muis (LV = een muis).

Het lijdend voorwerp kan nooit een voorzetsel hebben aan het begin.

Lijdend voorwerp

Correct: "De hond zoekt zijn bal." (LV = zijn bal)

Niet een LV: "De hond zoekt naar zijn bal." (Dit is een voorzetselvoorwerp).

Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!

Voorbeeld zonder LV: "De hond blaft."

Samen oefenen

De zon kwam op boven NovaCity,

een stad die zo modern was dat bijna alles werd geregeld door slimme technologie.

De straten waren brandschoon dankzij schoonmaakrobots, 

en auto's reden vanzelf zonder bestuurders. 

Samen oefenen

Zelfs de lantaarnpalen wisten wanneer ze aan of uit moesten gaan. 

Het leek de perfecte plek om te wonen.

Aan de slag 

Lees de tekst 'De slimme stad' nogmaals. Ga op zoek naar:

Persoonsvorm

Onderwerp

Werkwoordelijk gezegde

Lijdend voorwerp

Reflectie

Samen nakijken

8. Afsluiting

De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende Unit. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag op basis van het Learner Profile en de ATL-skills. Dit wordt vastgelegd in Toddle. Samen blikken docent en leerlingen vooruit aan de hand van de JdW-planner.

zinsdeel 1

zinsdeel 2

zinsdeel 3

zinsdeel 4

zinsdeel 5

Larissa

gaat

morgen

op

de

fiets

naar

school

zinsdeel 1

zinsdeel 2

zinsdeel 3

zinsdeel 4

zinsdeel 5

Joris

ging

gisteren

op

de

fiets

naar

voetbal