Bloed en de bloedsomloop

Door het drinken van alcohol vallen remmingen weg, vermindert je geheugen en verdwijnt je zelfkritiek.

Welk orgaan is verantwoordelijk voor deze veranderingen?
Door bingedrinking kan hersenschade ontstaan.

Kun je later weer herstellen van deze hersenschade?
Met teveel alcohol op, mag je niet deelnemen aan het verkeer als bestuurder van een voertuig.

Geef twee redenen waarom alcohol in je bloed gevaarlijk is als je deelneemt aan het verkeer.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Door het drinken van alcohol vallen remmingen weg, vermindert je geheugen en verdwijnt je zelfkritiek.

Welk orgaan is verantwoordelijk voor deze veranderingen?
Door bingedrinking kan hersenschade ontstaan.

Kun je later weer herstellen van deze hersenschade?
Met teveel alcohol op, mag je niet deelnemen aan het verkeer als bestuurder van een voertuig.

Geef twee redenen waarom alcohol in je bloed gevaarlijk is als je deelneemt aan het verkeer.

Slide 1 - Slide

.............................




...................................
...................................
...................................
...................................
.............................




...................................
...................................
...................................
...................................
.............................




...................................
...................................
...................................
...................................
.............................




...................................
...................................
...................................
...................................

Slide 2 - Slide

Welk bestanddeel van bloed voldoet aan de volgende kenmerken?
Geen celkern, bevat hemoglobine
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen

Slide 3 - Quiz

Welk type bloedvat heeft een hele sterke en elastische wand en geen kleppen.
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 4 - Quiz

In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst?
A
Longader
B
Longslagader
C
Poortader
D
Nierslagader

Slide 5 - Quiz

In welk bloedvat is het zuurstofgehalte het hoogst?
A
Poortader
B
Nierslagader
C
longslagader
D
Onderste holle ader

Slide 6 - Quiz

Tine zegt dat de kleine bloedsomloop bloed naar de hersenen vervoert. André zegt dat als een bloedcel een keer de hele bloedsomloop doorloopt, het eenmaal door het hart komt
Wie heeft/hebben er gelijk?
A
Ze hebben beide gelijk
B
Ze hebben beide ongelijk
C
Alleen Tine heeft gelijk
D
Alleen André heeft gelijk

Slide 7 - Quiz


Noem de functies van de hartkleppen. Waar bevinden deze zich? 
A
Hartkleppen zorgen ervoor dat bloed niet van de kamers naar de boezems stroomt. Bevinden zich tussen de kamers en boezems.
B
Hartkleppen zorgen ervoor dat bloed niet van de boezems naar de kamers stroomt. Bevinden zich tussen de boezems en de kamers.
C
Hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed niet van de slagaders naar de kamers loopt. Bevinden zich tussen de slagaders en de kamers.
D
Hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed niet van de kamers naar de slagaders loopt. Bevinden zich tussen de kamers en de slagaders.

Slide 8 - Quiz

Welke stellingen zijn juist?
1) Tina zegt dat de kleine bloedsomloop het bloed naar de longen pompt. 2) Arend zegt dat in de organen koolstofdioxide wordt afgegeven aan het bloed
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide stellingen
D
Geen van beide stellingen

Slide 9 - Quiz


Wat is de juiste omschrijving van een ader?
A
Een ader heeft een hoge bloeddruk en een dunne wand.
B
Een ader heeft een lage bloeddruk en de ‘slag’ is merkbaar.
C
Aders liggen heel diep in het lichaam.
D
Een ader heeft kleppen en de 'slag' is niet merkbaar.

Slide 10 - Quiz


Welke van de onderstaande bloedvaten bevatten uitsluitend zuurstofrijk bloed?
A
Kransslagader, longader, halsslagader, leverslagader, aorta.
B
Kransaders, longslagader, poortader, halsslagader
C
Kransslagader, longader, poortader, halsslagader, leverslagader.
D
Kransader, longader, halsader, leverslagader, aorta.

Slide 11 - Quiz


Waar vind je kransslagaders en bij welke bloedsomloop horen ze?
A
Kransslagaders lopen op het hart en horen bij de kleine bloedsomloop.
B
Kransslagaders lopen op het hart en horen bij de grote bloedsomloop.
C
Kransslagaders lopen tussen de dunne darm en de lever en horen bij de kleine bloedsomloop.
D
Kransslagaders lopen tussen de dunne darm en de lever en horen bij de grote bloedsomloop.

Slide 12 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
voedingsstoffen vervoeren

Slide 13 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 14 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja, altijd
B
nee, nooit
C
meestal wel
D
meestal niet

Slide 15 - Quiz

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 16 - Quiz

In welke volgorde stroomt het bloed door het hart en de bloedvaten? Begin bij de onderste holle ader, eindig bij de aorta en benoem elk specifiek onderdeel van het hart / bloedvat).

Slide 17 - Open question


Noem de vier bestanddelen waaruit het bloed bestaat.   

Slide 18 - Open question


Hoe heten de bloedvaten die over het hart lopen die zuurstofrijkbloed bevatten?  

Slide 19 - Open question


Noem 3 verschillen tussen slagaders en aders

Slide 20 - Open question

zuurstof arm 
kleine bloedsomloop
zuurstof rijk
grote bloedsomloop
zuurstof rijk
kleine bloedsomoop
zuurstof arm
grote bloedsomloop

Slide 21 - Drag question

In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. 
Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer

Slide 22 - Drag question