What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
bezittelijk en wederkerend vnw
I
go.
He sees
me
.
My
house.
It's
mine
.
You
see....
They gave
you...
Your
car.
It's
yours.
He
buys
They talked to
him
.
His
dog.
It's
his
.
She
talks.
They saw
her
.
Her
dog.
It's
hers
.
It
freezes.
We talked about
it
.
Its
tail.
Onderwerp
wie of wat doet iets?
lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
bezit vnw MET zelfstandig nw
bezit vnw ZONDER
zelfstandig nw
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Engels
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
I
go.
He sees
me
.
My
house.
It's
mine
.
You
see....
They gave
you...
Your
car.
It's
yours.
He
buys
They talked to
him
.
His
dog.
It's
his
.
She
talks.
They saw
her
.
Her
dog.
It's
hers
.
It
freezes.
We talked about
it
.
Its
tail.
Onderwerp
wie of wat doet iets?
lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
bezit vnw MET zelfstandig nw
bezit vnw ZONDER
zelfstandig nw
Slide 1 - Slide
Onderwerp
wie of wat doet iets?
lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
bezit vnw MET zelfstandig nw
bezit vnw ZONDER
zelfstandig nw
We
go to ..
They visited
us
.
It's
our
chair.
It's
ours
.
You
work...
We gave
you
the job.
It's
your
job.
It's
yours
.
They
laugh at...
We saw
them
laughing.
It's
their
joke.
It's
theirs
.
Slide 2 - Slide
Wederkerende werkwoorden
I
can hear
myself
talking.
You
see
yourself
in the mirror.
He
gave
himself
a new phone.
She
played
herself
in that movie.
The dog
helped
itself
to some food.
De zinsopbouw is steeds:
Onderwerp
(wie of wat) -
werkwoord
-
lijdend voorwerp
Het
onderwerp
(wie of wat) komt terug als
lijdend voorwerp
. Daarom heten deze woorden: wederkerende = terugkerende voornaamwoorden.
Slide 3 - Slide
Wederkerende werkwoorden
We
must prepare
ourselves
for a serious problem.
You
can all enjoy it for
youselves
in a minute.
Can
15-year-olds
take care of
themselves
?
Enkelvoud self Meervoud selves
De zinsopbouw is steeds:
Onderwerp
(wie of wat) -
werkwoord
-
lijdend voorwerp
Het
onderwerp
(wie of wat) komt terug als
lijdend voorwerp
. Daarom heten deze woorden: wederkerende = terugkerende voornaamwoorden.
Slide 4 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Werkwoorden waarbij het logisch is dat je dat bij jezelf doet, hebben in het Engels (vaak) geen lijdend voorwerp, dus geen wederkerend voornaamwoord.
Ik was
me
na het sporten.
I wash after working out.
Hij scheert
zich.
He shaves.
Wij moeten
ons
haasten.
We need to hurry.
Jij herinnert
je
vast wel..
You probably remember..
Slide 5 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Werkwoorden waarbij het logisch is dat je dat bij jezelf doet, hebben in het Engels (vaak) geen lijdend voorwerp, dus geen wederkerend voornaamwoord.
TENZIJ........ Je er juist de nadruk op wilt leggen.
My oldest dressed
himself
!!!
Mijn oudste heeft zichzelf aangekleed.
She did it
herself
!!!
Ze heeft het zelf gedaan.
Slide 6 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Werkwoorden waarbij het logisch is dat je dat bij jezelf doet, hebben in het Engels (vaak) geen lijdend voorwerp, dus geen wederkerend voornaamwoord.
Dit geldt ook voor werkwoorden waarbij je het niet alleen kunt doen. Bijvoorbeeld, kiss, meet, hug, embrace.
Zij ontmoetten elkaar op het feest.
They met at the party.
Wij omarmden elkaar.
We embraced.
Slide 7 - Slide
Wederkerige werkwoorden
Each other: precies 2 mensen
One another: 3 of meer mensen
Elizabeth and Philip first saw each other at a wedding.
They trade games with one another.
Slide 8 - Slide
The neighbours are missing one of _____ bikes.
A
them
B
theirs
C
their
Slide 9 - Quiz
Instead of asking my for help, he carried the groceries (= boodschappen) _______
A
himself
B
themselves
C
herself
Slide 10 - Quiz
In our team we help
A
ourselves
B
each other
C
one another
Slide 11 - Quiz
I decided to treat (trakteren) _____ to a pizza quattro stagioni.
A
me
B
myself
C
my
Slide 12 - Quiz
Some students didn't remember _____ the date of the test.
A
themselves
B
_____ (niets)
C
them
Slide 13 - Quiz
The lion can defend (= verdedigen) _____
A
himself
B
him
C
itself
Slide 14 - Quiz
My mother often talks to _____
A
herself
B
hers
C
her
Slide 15 - Quiz
More lessons like this
bijles 13 april
April 2021
- Lesson with
25 slides
Engels
MBO
Studiejaar 1
Zinsdelen en zinsopbouw
January 2022
- Lesson with
25 slides
by
Kidsweek in de Klas
Taal
Basisschool
Groep 7,8
Kidsweek in de Klas
Unit 1 - Lesson 4
September 2020
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2
4. Differentiatie-les - verdieping
May 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
H1 Grammatica - Nieuw Nederlands 2V2
March 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 4 Zinsdelen
March 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Project grammatica spelling en formuleren les 3
October 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
November 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2